Paragraaf 4.3 & 4.4

ONDERZOEK DOEN
Paragraaf 4.3
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

ONDERZOEK DOEN
Paragraaf 4.3

Slide 1 - Diapositive

NA DEZE LES WEET JE ...
  • ... welke soorten onderzoek er zijn.
  • ... wat kwalitatief onderzoek inhoudt.
  • ... wat kwantitatief onderzoek inhoudt.
  • ... welke verschillende vraagsoorten er zijn.
  • ... welke verschillende onderzoeksmethoden er zijn.

Slide 2 - Diapositive

SOORTEN ONDERZOEK
Er zijn twee soorten onderzoek:
  1. Kwalitatief onderzoek
  2. Kwantitatief onderzoek

Slide 3 - Diapositive

KWALITATIEF ONDERZOEK

  • In letters uitgedrukt
  • Diepgaande data
  • Kleine onderzoeksgroep
  • Subjectieve data

KWANTITATIEF ONDERZOEK

  • In cijfers uitgedrukt
  • Oppervlakkige data
  • Grote onderzoeksgroep
  • Objectieve data

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

SOORTEN VRAGEN
Er zijn verschillende soorten vragen:
  1. Beschrijvende vragen
  2. Verklarende vragen
  3. Evaluatieve vragen
  4. Voorspellende en voorschrijvende vragen

Slide 6 - Diapositive

SOORTEN VRAGEN BIJ ONDERZOEK
Beschrijvende vragen: 
  • Het maatschappelijke vraagstuk beschrijven. 'Wanneer....' , 'Hoeveel....' , hoe-vragen en welke-vragen.

Verklarende vragen: 
  • Verbanden tussen variabelen verklaren, zoals oorzaak-gevolgrelaties. Waarom- en waardoor-vragen.

Slide 7 - Diapositive

SOORTEN VRAGEN BIJ ONDERZOEK
Evaluatieve vragen: 
  • Bepaalde betekenis geven aan een situatie. Beoordelen of een project of beleid succesvol is geweest.
Voorspellende en voorschrijvende vragen:  
  • Proberen de toekomst te voorspellen met onderzoek naar het heden of verleden (voorspellend). Kan leiden tot advies aan een organisatie of instelling (voorschrijvend).

Slide 8 - Diapositive

Onderzoeksmethoden
Vijf onderzoeksmethoden:
  • Literatuurstudie (kwalitatief)
  • Interview (kwalitatief)
  • Observatie (kwalitatief)
  • Enquête (kwantitatief)
  • Experiment (kwalitatief/kwantitatief)

Slide 9 - Diapositive

EISEN AAN ONDERZOEK
Paragraaf 4.4

Slide 10 - Diapositive

NA DEZE LES WEET JE ...
  • ... welke vier eisen er aan wetenschappelijk onderzoek hangen.
  • ... welke soorten variabelen er zijn. 

Slide 11 - Diapositive

BETROUWBAARHEID
Een onderzoek is betrouwbaar als het bij herhaling dezelfde resultaten oplevert. Daarnaast moet het nauwkeurig zijn.

Als je vraagt wie de beste spits uit de 
Eredivisie is aan alleen PSV-supporters, 
dan krijg je geen betrouwbaar antwoord.

Slide 12 - Diapositive

VALIDITEIT
Je moet in onderzoek meten wat je wilt weten.

Onderzoek naar crimineel gedrag onder jongeren - duidelijk zijn wat er bedoelt wordt met begrippen.

Betrouwbaarheid van het meetinstrument (verkeerd afgestelde weegschaal)

Slide 13 - Diapositive

REPRESENTATIVITEIT
De mate waarin de respondenten uit een steekproef een goede afspiegeling vormen van de populatie (doelgroep van het onderzoek).
Is iedereen geraadpleegd, die geraadpleegd had moeten worden? Is het een juiste afspiegeling?

Aselect

Aselect is een term uit de wiskunde, meer specifiek de statistiek, met de betekenis: 'volkomen bepaald door het toeval'. Het houdt in dat bij trekking van een element uit een populatie, ieder element in die verzameling evenveel kans maakt te worden getrokken.

Slide 14 - Diapositive

TRANSPARANTIE
Het moet helder zijn hoe het onderzoek is uitgevoerd, de gegevens zijn verzameld en hoe de gegevens zijn geanalyseerd.

Door het transparant te maken, neemt de herhaalbaarheid van het onderzoek toe.

Slide 15 - Diapositive

CONCEPTUEEL MODEL
Onafhankelijke variabele
Afhankelijke variabele

Slide 16 - Diapositive

RECAP: CONCEPTUEEL MODEL
Belangrijk bij een conceptueel model:
  • De pijl gaat altijd van links naar rechts
  • De variabelen bevatten geen waarderingen
  • Als er meerdere variabelen aan de linkerkant staan, dan hebben die allemaal een aparte pijl naar rechts toe

Slide 17 - Diapositive

ONAFHANKELIJKE VARIABELE
Deze variabele is geheel onafhankelijk van andere variabelen en staat daarmee links in het conceptueel model.

De waarde van de onafhankelijke variabele kan verschillen (denk aan leeftijd) en is niet afhankelijk van andere variabelen.

De onafhankelijke variabele bepaalt de uitkomst van de afhankelijke variabele.


Slide 18 - Diapositive

AFHANKELIJKE VARIABELE
Deze variabele is altijd afhankelijk van (wordt beïnvloed door) een andere variabele en staat daarmee rechts in het conceptueel model.

De uitkomst of de waarde die een afhankelijke variabele inneemt, wordt bepaalt door de onafhankelijke variabele.


Slide 19 - Diapositive

INTERVENIËRENDE VARIABELE
Het verband tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele komt tot stand of wordt beïnvloedt door een interveniërende variabele:
Geslacht
Loon
Fulltime baan

Slide 20 - Diapositive