4.2 De koning en zijn leenman

4.2 De koning en 
zijn leenman
4.2 De koning en zijn leenman

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

4.2 De koning en 
zijn leenman
4.2 De koning en zijn leenman

Slide 1 - Diapositive

Karel de Grote
  • 742 na Chr. - 814 na Chr. 
  • Koning van de Franken
  • Tot keizer gekroond door de paus in 800

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Het leenstelsel

Slide 4 - Diapositive

Waarom leenstelsel?
Het leenstelsel

Slide 5 - Diapositive

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 6 - Diapositive

Leenstelsel
Leenheer: 
Geeft land om te lenen

Leenman: 
Leent het land van de leenheer en zweert trouw. Hij moet Karel belasting betalen en hem helpen als er oorlog is.


Slide 7 - Diapositive

Wat zou een probleem kunnen zijn van het hebben van achterleenmannen?

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

3

Slide 10 - Vidéo

00:28
Karel de Grote was koning van de ........?
Wat hoort er op de stippellijn? (zie leertekst A)

Slide 11 - Question ouverte

01:08
Karel de Grote is de leenman
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

01:32
Wat is geen plicht van de leenman?
A
de leenheer helpen als er oorlog is
B
andere leenmannen helpen met oorlog
C
gebied besturen voor de leenheer
D
belasting betalen aan de leenheer

Slide 13 - Quiz

Hoe noem je iemand die stukken land uitleent aan aan anderen (zoals Karel de Grote)
A
Leenman
B
Leenheer
C
Lener
D
Keizer

Slide 14 - Quiz

Hoe noem je iemand die het land leent van een leenheer
A
Heerman
B
lener
C
leenman
D
heerleen

Slide 15 - Quiz

Ridders
  • Soldaten te paard

  • Harnassen waren duur
  • Ridders waren rijk

  • Ridders kregen vaak land

  • Ridders hielden niet van besturen en jaagden liever

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Vidéo

Geestelijken zijn altijd mannen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Het Christendom werd in de middeleeuwen erg belangrijk. Waarom?
A
Het leven was zwaar, maar als je goed geleefd had kon je na de dood in hemel komen.
B
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar leerde je lezen en schrijven.

Slide 26 - Quiz

Waarom waren kerken vaak met stenen gebouwd, en huizen van hout?
A
De kerk was vaak te hoog om van hout te bouwen.
B
De kerk was het belangrijkste gebouw in het dorp. De kerk wilde haar macht laten zien.

Slide 27 - Quiz

Wat was géén taak van monniken?
A
Lesgeven
B
De biecht (vergeven van slechte daden van mensen)

Slide 28 - Quiz

Karel de Grote is de leenman
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Een ridder had 1 taak. En dat was vechten voor de koning.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Wie werkte er voor een ridder?
A
Alleen een schildknaap
B
Ambtenaren & knechten
C
leenheren
D
Alleen ambtenaren

Slide 31 - Quiz

Hoe zwaar weegt een harnas + maliënkolder gemiddeld?
A
10-20 kilo
B
20-30 kilo
C
30-40 kilo
D
40-50 kilo

Slide 32 - Quiz

Wat is geen plicht van de leenman?
A
de leenheer helpen als er oorlog is
B
andere leenmannen helpen met oorlog
C
gebied besturen voor de leenheer
D
belasting betalen aan de leenheer

Slide 33 - Quiz

Directe en indirecte bronnen
Directe bron:
  • Uit de tijd zelf
  • Ooggetuigen
Indirecte bron
  • later gemaakt
  • Waren er niet zelf bij

Slide 34 - Diapositive

Een boek over Karel de Grote geschreven door iemand die hem heeft gekend. 
Een beeld van Karel de Grote gemaakt in 1349 (ruim 500 jaar na zijn dood)
Directe bron
Indirecte bron

Slide 35 - Question de remorquage

Slide 36 - Lien