21-12-09-v2-presente perfecto

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2,3

El presente perfecto

Aan het einde van de les weet je: 

Wanneer je de presente perfecto gebruikt

Hoe je de presente perfecto vormt

Pretérito perfecto 

¿Cómo? 

In tegenstelling tot het Nederlands, worden in het Spaans de werkwoorden altijd bij elkaar gezet: 

Ben je weleens in Madrid geweest?

¿Has estado en Madrid alguna vez ? 

Ik ben vanmorgen vroeg opgestaan 

Esta mañana me he levantado temprano 

Perfecto:
nosotros - comer - una pizza

Perfecto
yo- tomar - zumo de naranja

Perfecto
Tú - ir - al instituto

¿Cuándo?

1) Wanneer je spreekt over het verleden, maar de gebeurtenissen  een relatie met het heden hebben. 

¿Cuándo?

2) Als het tijdstip niet echt van belang is: 

Ben je weleens in Spanje geweest? 

¿Has estado en España alguna vez? 

Nunca / muchas veces he estado en España. 

¿Presente perfecto?

1. estas vacaciones
2. En 2019

Wat is een signaalwoord van de perfecto?

1. ayer
2. en 2011
3. este siglo (eeuw)
4. las vacaciones pasadas

Zet de volgende zinnen in de "perfecto"

1. Leo un libro.

2. Escuchas música española.

3. Aprende hablar francés.

4. Comemos un bocadillo.

5. Tomáis zumo de naranja.

6. Ustedes visitan Barcelona.

7. Pablo hace los deberes.