TL 4 lezen h 1

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag: 
Uitleg (20 min):
- Woordenlijst
- Vragen beantwoorden
- Indeling tekst 
Je maakt aantekeningen

Opdracht 1 (samen) 25 min

Doel: 
- Je weet wat we deze periode gaan doen. 
- Je weet hoe het eindexamen werkt.
- Je weet hoe je vragen moet beantwoorden.
- Je kunt tekstdelen herkennen.
Functie inleiding
Functie slot
- Je kunt hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden. 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Examen Nederlands

Slide 4 - Carte mentale

Begrippen in vragen

Slide 5 - Carte mentale

Woordenlijst examen


Zoek de woordenlijst op 
achterin je boek

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Het eindexamen
Hoe is het examen opgebouwd;
Hoe beantwoord je vragen; 
Instructiewoorden;

Slide 8 - Diapositive

Wat krijg je op het examen?
          ONDERDEEL:               TEKSTSOORT:                MAX. TIJD:
1. 
tekst
20 min.
2. 
tekst
25 min.
3.
advertentie
10 min.
4. 
tekst
30 min.
schrijfopdracht
30 min.

Slide 9 - Diapositive

Meerkeuzevragen
Zo beantwoord je meerkeuzevragen
Stap 1: Lees eerst alleen de vraag, dus niet de antwoorden.
Stap 2: Lees nog een keer precies het tekstgedeelte waarover de vraag gaat.
Stap 3: Zoek zelf in de tekst het antwoord op de vraag.
Stap 4: Vergelijk jouw eigen antwoord met de antwoorden bij de vraag. Streep de antwoorden die niet goed zijn weg. Je houdt dan vaak twee antwoorden over die erg op elkaar lijken. Kies daaruit het beste antwoord.

Slide 10 - Diapositive

Oeps... foutje!

A / B / C / D

Slide 11 - Diapositive

Open vragen beantwoorden
Stap 1: Lees de vraag goed en kijk wat je moet doen. Bijvoorbeeld:
  • Noem twee ... / Welke twee ...
    Schrijf twee dingen op, niet meer en niet minder. Noem je bijvoorbeeld drie dingen als er maar twee worden gevraagd, dan wordt er alleen naar de eerste twee antwoorden gekeken.

  • Leg uit / Verklaar / Licht toe ...
    Geef een uitleg in je eigen woorden. Schrijf dus geen zinnen uit de tekst over.

  • Gebruik maximaal / niet meer dan 10 woorden
    Gebruik je in je antwoord meer dan tien woorden, dan kost je dat een punt.


Slide 12 - Diapositive

Open vragen beantwoorden
Citeer een zin ...
– Kies één zin uit de tekst: van hoofdletter tot punt, uitroepteken of vraagteken.
– Schrijf de hele zin over óf noteer het eerste en het laatste woord van de zin. Doe dat zo: Hebben (…) blusmiddel? (r. 23-24) De regelnummers zijn niet verplicht.

Citeer een zinsgedeelte ...
– Kies een stukje van een zin, dus niet de hele zin.
– Schrijf alle woorden over óf noteer alleen het eerste en het laatste woord: De (…) gelooft. (r. 54) De regelnummers zijn niet verplicht.

Slide 13 - Diapositive

Open vragen beantwoorden
  • Stap 2: Lees het tekstgedeelte waarover de vraag gaat, nog eens precies.
  • Stap 3: Schrijf het antwoord op en controleer: past het antwoord bij de vraag?

Tips:
Schrijf altijd iets op, ook als je het antwoord niet weet. Misschien is je antwoord toch goed.

Schrijf, als je tijd hebt, het antwoord eerst op een kladblaadje. Dan kun je het nog verbeteren en goed leesbaar in de uitwerkbijlage zetten.

Slide 14 - Diapositive

Lezen H1
Uit welke drie delen bestaat een tekst?

Slide 15 - Diapositive

Inleiding
In de inleiding van een tekst wordt bijna altijd het onderwerp genoemd. Daarnaast wordt bijvoorbeeld:
•    de aanleiding voor het schrijven van de tekst genoemd.
•    een voorbeeld bij het onderwerp gegeven.
•    een leuk, kort verhaaltje (anekdote) verteld.
•    een belangrijke vraag gesteld.
•    een mening of standpunt (over het onderwerp) gegeven.
•    de hoofdgedachte van de tekst genoemd.
•    een deskundige over het onderwerp geïntroduceerd.
•    iets over de opbouw van de tekst verteld.
•    een korte samenvatting van de tekst gegeven.


Slide 16 - Diapositive

Examenvraag
Het eerste deel van de tekst is de inleiding. In examenteksten kan die bestaan uit een of meer alinea’s. In de theorie van hoofdstuk 1 Lezen staan voorbeelden van manieren waarop een schrijver de tekst kan beginnen.
  
Vragen over de inleiding zijn bijvoorbeeld:
– Op welke manier wordt de tekst in alinea 1 ingeleid?

– Een tekst kan op verschillende manieren ingeleid worden, bijvoorbeeld door:
1 een belangrijke conclusie voorop te stellen.
2 een samenvatting van de tekst te geven.
3 een voor de tekst belangrijke vraag te stellen.
4 een voorbeeld bij het onderwerp te geven.
Welke twee manieren worden in alinea’s 1, 2 en 3 gebruikt om de tekst in te leiden?

Slide 17 - Diapositive

Deze tekst wordt onder andere ingeleid door het introduceren van een (ervarings)deskundige.

Op welke twee andere manieren wordt deze tekst ingeleid in de alinea’s 1 tot en met 4? Kruis de juiste antwoorden aan in de
tabel in de uitwerkbijlage. 


Slide 18 - Diapositive

Middenstuk
In het middenstuk van een tekst worden verschillende zaken behandeld die met het onderwerp te maken hebben. Dat zijn de deelonderwerpen

Tussenkopjes kunnen het deelonderwerp van een of meerdere alinea’s aangeven.

Slide 19 - Diapositive

Examenvraag
Vragen over deelonderwerpen zijn bijvoorbeeld:
– De alinea’s 3 en 4 horen bij elkaar. Welk kopje geeft het best de inhoud weer van deze alinea’s samen?
– De alinea’s 4 en 5 hebben een gemeenschappelijk deelonderwerp. Welk deelonderwerp hebben ze samen?

Soms wordt de vraag omgedraaid. Je krijgt dan de deelonderwerpen en moet vervolgens aangeven welke alinea’s over een deelonderwerp gaan.
– De alinea’s 2 tot en met 9 vormen het middenstuk van deze tekst.
Je kunt dit middenstuk verdelen in twee verschillende delen:
deel 1: Kenmerkende eigenschappen tuinslak
deel 2: Onderzoek doen met behulp van de tuinslak
→ Bij welke alinea begint deel 2?

Slide 20 - Diapositive

Slot
In het slot van een tekst wordt bijvoorbeeld:
•    de hoofdgedachte van de tekst genoemd.
•    een advies gegeven.
•    een conclusie getrokken.
•    een korte samenvatting van de tekst gegeven.
•    een toekomstverwachting genoemd.
•    een vraag uit de inleiding beantwoord.


Slide 21 - Diapositive

Examenvragen
Een schrijver verdeelt zijn tekst in alinea’s. Vaak wordt gevraagd naar de bedoeling van een alinea. Dat is meestal de laatste alinea (het slot), maar de vraag kan ook gaan over een alinea uit het middenstuk. In de theorie van hoofdstuk 1 Lezen staan voorbeelden van verschillende doelen die het slot van een tekst kan hebben.
  
Vragen over de bedoeling van een alinea zijn bijvoorbeeld:
- Wat is de belangrijkste functie van alinea 10?
– Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten:
1 door een aanbeveling te doen
2 door een conclusie te trekken
3 door een samenvatting te geven
4 door een toekomstverwachting te geven
5 door een waarschuwing te geven
→ Welke drie manieren vind je terug in alinea 8?

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 1 samen
Opdracht 2 = huiswerk 
- Markeer zinnen
- Omcirkel signaalwoorden
- Open vragen --> in je schrift
- Werk netjes en neem de tijd (dit kan niet in 5 minuten)

Slide 23 - Diapositive

Ik weet nu wat de functies van de inleiding zijn en ik kan de functies benoemen bij een tekst.
0100

Slide 24 - Sondage

Ik weet nu wat de functies van het slot zijn en ik kan die benoemen bij een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage