Herhaling zwakke werkwoord inclusief uitzonderingen HAC12_ 11-04-22

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Willkommen!






19. _________________________ wird morgen repariert.
20 . Es gibt gute Musik _______________________ .
T2) In de zinnen is steeds een woord weg gelaten.
Vul het juiste Duitse woord in. (5 punten)
21. Ich sehe einen Dieb! Ich rufe ________________
22. Die Mitarbeiter ________________ für bessere Arbeitszeiten.
23. Ein eigen Unternehmer ist ________________
24. Wenn man viel Geld hat, ist man ________________
25. die Tränen zeigten das er ________________ musste.
GRAMMATIK
T2) Schrijf de juiste vorm van de aanwijzende voornaamwoorden. Bepaal eerst of het 1e of 4e naamval is. (4 punten)
26. (Welke) ________________ Doppelzimmer (o) haben wir?
27. (Alle) __________ Gäste (mv) genießen die Vorstellung.
28. (Iedere) _____________ Kreuzung (v) ist wegen des Marathons gesperrt.
29. Wie teuer war (deze) _____________ Drucker (m)?
Vul de uitgangen voor jezelf in! Let op ! je krijg daar geen punten voor !
Der Gruppe
 mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
1e naamval dies____ Mann dies___ Frau dies___ Kind dies____ Kinder
3e naamval dies____ Mann dies___ Frau dies___ Kind dies____ Kinder__
4e naamval dies____ Mann dies___ Frau dies___ Kind dies____ Kinder
Ein Gruppe
 mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
1e naamval kein____ Mann kein___ Frau kein___ Kind kein____ Kinder
3e naamval kein____ Mann kein___ Frau kein___ Kind kein____ Kinder__
4e naamval kein____ Mann kein___ Frau kein___ Kind kein____ Kinder
T1) Ontleed de zinnen en vul de juiste uitgangen in.
 (6,5 punten 0,5 per goed antwoord)
30. Ich habe d____ Kinder___ (mv) ein___ Geschichte (v) vorgelesen.
31. Dies____ Blumenstrauß (m) schenken wir eur____ Mutter (v) zum Geburtstag.
32. Welch____ Frau (v) erzählt ihr____ Kind (o), wie schön es dort ist?
33. Ein____ Kellner(m) serviert d____ Gast(m) dies____ Essen(o).
34. D____ Kinder schenken ihr____ Großvater ein____ selbstgemachtes Bild
T1) Vertaal het voorzetsel van de 3e naamval en vul de juiste uitgang in
    (5 punten 0,5 per goed antwoord)
35. Ich gehe (met) ____ mein____ Freund (m) ins Kino
36. Er wartet (bij) ____ d____ Geschäft (m) auf seinen Freund
37. Gehst du auch (naar) ____ d____ Party (v) von Arnold?
38. Er hat das Geschenk (van) ____ sein____ Mutter(v) bekommen
39. Der Sänger hat (na) ____ d____ Konzert (m) eine Zugabe gegeben.
I) Maak nieuwe zinnen van minimaal 4 woorden.
Zorg ervoor dat in iedere zin een 3e naamval vorm staat.
     (8 punten 2 punten per zin)
32. ________________________________________________________________
33. ________________________________________________________________
34. ________________________________________________________________
35. ________________________________________________________________
 SPRECHEN
R) Schrijf op hoe het in het Duits gezegd wordt (8 punten 2 punten per zin)
































timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte bezig met de opdracht (huiswerk moet in orde zijn) die op het bord staat.

Slide 2 - Diapositive

LERNZIELE

Aan het einde van deze les weet je:
* wat een zwak werkwoord is
* hoe je een zwak werkwoord vervoegt
* wat de uitzonderingen hierop zijn
 

Slide 3 - Diapositive

Planning:
wrts (20 min.)

Leestoets oefenen 


timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Studygo
Schritt 22 Vokabeln
Schritt 23 Vokabeln 
Schritt 24 Redemittel
timer
15:00

Slide 5 - Diapositive

Het zwakke werkwoord

Slide 6 - Diapositive

Wat is een zwak werkwoord?

  • Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering
  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

Slide 7 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig

...worden volgens een vast schema vervoegd

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Slide 8 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
Hoe worden deze dan vervoegd???????

Persoonlijk voornaamwoord
                        +
                     stam
                        +
                  uitgang

Slide 9 - Diapositive

het persoonlijk voornaamwoord
1. ich
2. du
3. er/sie/es

1. wir
2. ihr
3. sie/Sie

Slide 10 - Diapositive

Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord

de -en of -n (als er geen 'e' voor staat)
weg te laten

Voorbeelden:
machen > mach;  spielen > spiel;  wandern > wander

Slide 11 - Diapositive

Nu volgen de vervoegingen

Slide 12 - Diapositive

Ezelsbruggetje





Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

LET OP!
Eindigt de stam op een -d of een -t, dan moet je altijd een -e na de stam hebben,  bijvoorbeeld melden en antworten

De werkwoorden 
atmen, öffnen, regnen, rechnen, zeichnen en begegnen 
hebben dit ook.



Slide 15 - Diapositive

LET OP!
Eindigt de stam op een sisklank (s, z, x, ß) dan krijg je bij du in de O.T.T. alleen een -t als uitgang. 
Bijvoorbeeld:

du tanz t
du setz t



Slide 16 - Diapositive

LET OP!
Eindigt het werkwoord op -eln (handeln, sammeln) dan verschuift de l bij ich in de O.T.T. een plaats naar links. 
Bijvoorbeeld:

ich handle, maar du handelst     
ich sammle, maar du sammelst



Slide 17 - Diapositive

Hören/Sehen

Je krijgt zo meteen een jeugdjournaal te zien en horen van Logotivi.
Noteer zoveel mogelijk wat je verstaat. 
Tussendoor stel ik wat vragen.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk nakijken

Slide 20 - Diapositive