Module 6 Workshop: ASS week 5 les 1

• Module
• MBO
• Studiejaar 2

Leerjaar 2 module 6:

 Workshop ASS Week 5 les 1

Vista groen: 0R 79G 89B

Vista oranje: 229R 106G 84B

Vista groen: 0R 79G 89B

Vista oranje: 229R 106G 84B

Leeropbrengst workshop:

• Ik weet wat ASS inhoudt
• Ik weet hoe ik ASS  kan herkennen
• Ik weet hoe ik kinderen met ASS kan begeleiden in de groep

Wat gaan we doen?

Na het gastcollege in week 3 herhalen we een  stukje theorie over ASS. Verwerking vindt plaats d.m.v. opdrachten

Wat is je bijgebleven van het gastcollege over ASS?

1.1 Wat is ASS?

ASS staat voor Autisme Spectrum Stoornis. Onder ASS vallen dus alle stoornissen binnen het Autistisch Spectrum.  De term autisme komt van het Griekse woord autos, dit betekent “zelf”. Autos verwijst naar de in zichzelf gekeerde indruk die mensen met autisme soms maken. Autisme wordt in de DSM-V geclassificeerd als autismespectrumstoornis. Dit is een overkoepelend begrip voor wat voorheen als aparte stoornissen werd opgevat. 

ASS is een aangeboren stoornis in de informatieverwerking in de hersenen en gaat niet over. 

Het gevolg is beperkingen in sociale contacten en communicatie, beperkte en herhaalde gedragspatronen en star gedrag.

Als je ASS hebt, dan heb je moeite met het sociale begrip en sociale intuïtie. Je weet soms niet wat er precies van je wordt verwacht in bepaalde situaties en weet niet hoe je moet reageren in sociale interacties.

Dit zorgt ervoor dat je je vaak onzeker en angstig kunt voelen. Om deze angst onder controle te houden of te vermijden, neigt iemand naar het vasthouden aan bekende regels en patronen. Dit houdt in dat je moeilijk met veranderde situaties om kunt gaan.

Kijkopdracht: Bekijk het filmpje op de volgende dia en noteer voor jezelf de belangrijkste informatie in steekwoorden.

Noteer hier jouw steekwoorden van het filmpje van zojuist.

Lezen

Boek Ontwikkeling en activiteiten blz. 268

Boek Activiteiten bij leren blz. 53 t/m 55

Kinderen met ASS zoeken contact om eigen behoeften te vervullen

1. Juist
2. Onjuist

Juist.

Stoornissen in het autismespectrum komt minder vaak voor bij jongens en mannen dan bij meisjes en vrouwen.

1. Juist
2. Onjuist

Juist.

In 90% van de gevallen is ASS een erfelijk bepaalde aandoening.

1. Juist
2. Onjuist

Onjuist: Hebben vaak ook een leerstoornis(dyslexie, dyscalculie)

Kijkopdracht: Bekijk het filmpje op de volgende dia en noteer voor jezelf de belangrijkste informatie in steekwoorden.

Noteer de steekwoorden die je hebt opgeschreven over het filmpje

De DSM is het Amerikaanse handboek voor psychische stoornissen.

De voorloper van de in 2013 verschenen DSM-5, de DSM IV, kende nog verschillende subtypen van autisme, zoals de autistische stoornis (ook wel ‘klassiek autisme’ of ‘syndroom van Kanner’ genoemd), het syndroom van Asperger of PDD-NOS.

De DSM-5 spreekt nu nog maar van één autisme-diagnose: de ‘autismespectrumstoornis (ASS)’. 

De lesstof van 1.1 Wat is ASS is duidelijk voor mij

😒🙁😐🙂😃

Ik heb nog uitleg nodig over:

1. 2 Hoe herken ik ASS 

•Leerlingen met ASS hebben moeite om de verbanden tussen zaken te zien. Hij / zij legt linken die niets met elkaar te maken hebben of legt net niet de linken die alles met elkaar te maken hebben.

• Theory of mind problematiek: Moeite om zich in te leven in de gedachten, gevoelens en intenties van de ander. Dit verschilt van absoluut geen inlevingsvermogen tot wat weinig inlevingsvermogen.

• Communicatie problematiek: Zaken als humor, beeldspraken, uitdrukkingen, gezegdes, cynisme is voor hun erg lastig.

• Zintuiglijke prikkelverwerking: Ervaart sommige zintuiglijke prikkels heviger en andere net minder hevig. Leerlingen met ASS zijn gevoelig voor tactiele prikkels. Ze zijn gevoelig voor bepaalde geluiden, lichtinvallen, etc. Van de andere kant hebben  leerlingen met ASS met regelmaat een hoge pijngrens.

• Moeite met het verwerken van (gesproken) informatie.

• Moeite met het onderscheiden van hoofd- en bijzaken in informatie.

• Moeite met het leggen van verbanden.

• Moeite met sociale interacties en onvoldoende begrijpen van non-verbaal gedrag (aankijken, gelaatsuitdrukking).

• Onvoldoende begrijpen van sociale gedragsregels (een hand geven, spontaniteit).

• Onvoldoende slagen in relaties opbouwen(leven in eigen wereld).

• Stereotiep, herhaald taalgebruik. Eigenaardig woordgebruik, soms ook bewegingen.
  

• Hebben van niet-functionele routines of rituelen.

• Niet goed met verandering of onverwachte gebeurtenissen omgaan. Vasthouden aan bekende en vaste gewoontes.

 Beperking in interesses en activiteiten.

• Achterstand fijne en grove motoriek.

• Extreme, schijnbaar onlogische angsten en plotseling optreden paniekreacties.

De lesstof van 1.2 Hoe herken ik ASS is duidelijk voor mij

😒🙁😐🙂😃

Ik heb nog uitleg nodig over:

1.3 ASS in de klas

Kijkopdracht: Bekijk het filmpje op de volgende dia en schrijf in steekwoorden op wat jou aanspreekt in dit filmpje en eventuele handvatten voor in de praktijk.

Noteer jouw steekwoorden van het filmpje van zojuist.

Opdracht: 

Bespreek en noteer in kleine groepjes wat je op pedagogisch & didactisch vlak kunt doen voor leerlingen met ASS.

Dit wordt hierna klassikaal nabesproken.

Wat kun je op pedagogisch vlak doen voor leerlingen met ASS:

• Structuur, veiligheid en voorspelbaarheid bieden.

• Zorg voor regelmaat en ben voorspelbaar.

• Laat leerlingen met autisme een time-out nemen wanneer ze kwaad zijn.

• Wanneer een leerling met autisme erg kwaad is, is het goed om te onderzoeken wat er gebeurde en wat de leerling denkt dat er gebeurde. Vraag wat er gebeurde, met wie en waar. Stap voor stap kom je er achter hoe hij/zij dat geïnterpreteerd heeft. Wanneer je de leerling helpt om deze gedachte te herstructureren, zul je zien dat de boosheid afneemt.

• Toon begrip voor boosheid, angst, etc., maar accepteer geen fysieke of verbale agressie.

• Ben consequent, kom afspraken na.

• Veranderingen in vaste patroon van te voren kenbaar maken.

• Gewenst gedrag belonen.

Wat kun je op didactisch vlak doen voor leerlingen met ASS:

• Hulp bieden bij het plannen van taken (bijvoorbeeld huiswerkschema/ agendabeheer).

• Structuur bieden binnen opdrachten (wat is de bedoeling, wanneer moet je het doen, hoe pak je het aan, met wie). Werk in kleine stapjes. Opdrachten voordoen en waar mogelijk visualiseren.

• Zorg voor een rustige, prikkelarm leslokaal. Binnen regulier onderwijs is dat vaak een uitdaging.

• Gebruik eenvoudige taal, geen figuurlijke of sarcastische taal.

Opdracht ThiemeMeulenhoff

1. Activiteiten bij leren

2. Module 1 lesactiviteiten

3. Zorgleerlingen

4. Opdracht 7 

De lesstof van 1.3 ASS in de klas is duidelijk voor mij

😒🙁😐🙂😃

Ik heb nog uitleg nodig over:

Welke tool van deze bijeenkomst ga jij oppakken om beter om te gaan met kinderen met ASS in de klas?