Zuren, herhaal 7.1 en 7.2

Zuren Par 7.1 en 7.2 terugblik

intro molariteit, par 7.3
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Zuren Par 7.1 en 7.2 terugblik

intro molariteit, par 7.3

Slide 1 - Diapositive

Zuren
  • Een zuur is een deeltje wat één of meerdere H+ ionen kan afstaan aan een base.
  • Ook wel een H+ donor genoemd.
  • Als een zuur oplost in water ontstaat het oxoniumion, H3O+, doordat de H+ ionen binden aan watermoleculen.
  • Hoe meer H3O+ in oplossing, hoe zuurder de oplossing (dus hoe lager de pH).
  • Bij een alkaanzuur, wordt de H+ van de zuurgroep afgestaan.

Slide 2 - Diapositive

Oplosvergelijking (ionisatie) zuren
  • Zoutzuur = oplossing van waterstofchloride in water (Binas 66A):
HCl                        ->  H+ + Cl-

  • Oplossen van salpeterzuur in water (Binas 66B):
HNO3                   ->  H+ + NO3-

  • Oplossen van azijnzuur (ethaanzuur, Binas 66A) in water: 
CH3COOH     <- ->      H3O+ + CH3COO

Slide 3 - Diapositive

Is zwavelzuur een sterk/zwak zuur of base? Gebruik Binas 49 en 66B.
A
Sterk zuur
B
Zwak zuur
C
Sterke base
D
Zwakke base

Slide 4 - Quiz

Is HBr een sterk/zwak zuur of base? Gebruik Binas 49.
A
Sterk zuur
B
Zwak zuur
C
Sterke base
D
Zwakke base

Slide 5 - Quiz

Is HF een sterk/zwak zuur of base? Gebruik Binas 49.
A
Sterk zuur
B
Zwak zuur
C
Sterke base
D
Zwakke base

Slide 6 - Quiz

Is salpeterig zuur een sterk/zwak zuur of base? Gebruik Binas 66B en 49.
A
Sterk zuur
B
Zwak zuur
C
Sterke base
D
Zwakke base

Slide 7 - Quiz

Geef de vergelijking waarbij mierenzuur wordt opgelost. Gebruik Binas 66A/D (en evt. 49).

Slide 8 - Question ouverte

Typ de notatie van een oplossing van oxaalzuur, met fase

Slide 9 - Question ouverte

formule staat in tabel 66B
zwak (49) dus H2C2O4 (aq)
(en niet in H+ en de rest!)

Slide 10 - Diapositive

Welke kleur heeft de indicator fenolftaleïne in een zure oplossing?
A
Roze
B
Paars
C
Rood
D
Kleurloos

Slide 11 - Quiz

kleur van de indicator bij pH van 8,9
paars
fenolrood
broomfenolrood
broomthymolblauw
geel
rood
oranje
blauw

Slide 12 - Question de remorquage

7.3 Molariteit
Grootheid               symbool          eenheid, symbool
Massa                             m                       g
volume                            V                         L
molaire massa             M                 g/mol
Molariteit                        M                 mol/L  (= molair) 
 (=concentratie)

Slide 13 - Diapositive

Stel: de molariteit van een blauwe stof is kleiner in buis A dan in buis B :   staat buis A dan meer naar links of naar rechts?









Slide 14 - Diapositive

Bekijk het filmpje van exp 7.4 uit de methode:
concentratie van een kleurstof  (2:12 min)

https://chemieoveral.digitaal.noordhoff.nl/?SSOid=762e6d04-1ed0-4ba8-aa02-24a876321cae#/plp/book/6cc19ae9-68cb-44f5-8be9-201b2d93d067/chapter/2cb671b8-14f6-498c-9bab-5fac2a515f51/media/e96e8434-07ac-4230-a922-3f260e5f4a49/item/f1ba221c-9398-456b-b09d-2a939445e0a1

Let op: het werkblad past hier niet precies bij, maar je krijgt een beter idee hoe het experiment eruit zou zien. 

Slide 15 - Diapositive

Maken werkblad molariteit
1. Maak het werkblad molariteit dat je vorige week op school hebt gekregen. 
2. Als je het af hebt, (uiterlijk vanavond), maak je er een foto van, en lever die in bij de opdracht van deze week in IL. 
3. Morgen ontvang je een opdracht van een mede-leerling en die ga je, in de les, met mijn antwoordvel nakijken, en van commentaar voorzien. Als het fout was, probeer dan te benoemen wat er mis is gegaan. 

Het inleveren en feedback geven op werk gaat meetellen voor je PO-cijfer deze periode.

Slide 16 - Diapositive

Een stof wordt blauw na het toevoegen van broomthymolblauw.
Wat is waar?
A
De stof is zuur
B
De stof is neutraal
C
De stof is basisch
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 17 - Quiz

Een stof kleurt geel met broomthymolblauw en kleurloos met fenolftaleïne.
Welke juiste uitspraak is het nauwkeurigst?
A
De pH is hogerdan 8,2
B
De pH is lager dan 8,2
C
De pH is lager dan 6
D
De pH is hoger dan 6

Slide 18 - Quiz