Week 12 Spreken Opbouwopdrachten

Via Cursorisch 
Spreken
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Via Cursorisch 
Spreken

Slide 1 - Diapositive

Hoofdstuk 1 
Opbouwopdrachten
Spreekdoel en doelgroep

Slide 2 - Diapositive

Spreekdoelen
3 spreekdoelen zijn:
  1. informeren
  2. instrueren
  3. overtuigen

Slide 3 - Diapositive

Informeren
1. Informeren
Bij een informatieve presentatie wil je jouw publiek informeren. Je wilt dat je publiek na de presentatie iets weet wat het daarvoor niet wist.
Je blijft neutraal, je geeft niet je mening.

Slide 4 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een informerende presentatie.
Geef een voorbeeld van een informatieve presentatie.

Slide 5 - Question ouverte

Informeren
2. Instrueren
Bij een instruerende presentatie vertel je het publiek hoe het iets moet doen; je geeft een instructie. Je vertelt in stappen wat er moet gebeuren. Soms doe je iets voor. 
Je kunt het publiek ook zelf laten uitproberen.
Zorg dat je presentatie dan niet te rommelig wordt.

Slide 6 - Diapositive

Geef een voorbeeld van
een instruerende presentatie

Slide 7 - Carte mentale

Informeren
3. Overtuigen
Bij een overtuigende presentatie probeer je het publiek van jouw standpunt te overtuigen.
Soms wil je het publiek ook overhalen om iets te doen.
Je onderbouwt je standpunt met argumenten.

Slide 8 - Diapositive


Een voorbeeld van een overtuigende presentatie is:
A
Een spreekbeurt over de bouw van de Afsluitdijk
B
Presentatie waarin je stapsgewijs uitlegt hoe je een website bouwt
C
Een betoog vóór vrijheid van meningsuiting

Slide 9 - Quiz

Taalgebruik en lichaamstaal
  1. Taalgebruik
  2. Toon en articulatie
  3. Contact met je publiek
  4. Lichaamshouding en uiterlijk

Slide 10 - Diapositive

Informeren
1. Taalgebruik
Denk bij de voorbereiding van je presentatie na over je taalgebruik.
Je spreekt niet iedereen op dezelfde manier aan. Jij/ u
Vermijd het gebruik van straattaal en populaire woorden.
Let op het gebruik van stopwoorden, zoals eeh, dus, enzovoorts

Slide 11 - Diapositive

Informeren
2. Toon en articulatie
Zorg ervoor dat je duidelijk speekt tijdens je presentatie:





Varieer in toonhoogte en melodie (monotoon)
articuleer goed
praat hard genoeg
maak korte zinnen
spreek rustig
bouw korte pauzes in tussen je zinnen

Slide 12 - Diapositive

Informeren
3. Contact met je publiek
Tijdens je presentatie kijk je het publiek aan. 
Kijk rond en richt je niet op één persoon.
Zorg ervoor dat je niet naar het scherm blijft kijken.


Slide 13 - Diapositive

Informeren
4. Lichaamshouding 
en uiterlijk
Zorg tijdens je presentatie voor een actieve lichaamshouding. 
Maak handgebaren om je verhaal te ondersteunen.
Zorg ervoor dat je er verzorgd uitziet. Draag kleding waar je je lekker in voelt, maar die ook bij de situatie past.

Slide 14 - Diapositive

Formeel en informeel taalgebruik
Formeel

Voldoet aan regels
Zakelijk
Deftig
Zoals het hoort
Vooral buitenshuis
Zakelijke situaties
Informeel

Persoonlijk
Losser
Niet-zakelijke situaties
Niet-officiële situaties
Met vertrouwde mensen

Slide 15 - Diapositive

Opbouwopdrachten
Opbouw en tekstverbanden

Slide 16 - Diapositive

Opbouw van een informatieve presentatie
1. Introductie
- Jezelf voorstellen
2. Inleiding:
- aandacht van je publiek trekken, bijv met een anekdote of nieuwsfeit
- introductie onderwerp
- eventueel hoofd- en deelvragen benoemen
- uitleg opbouw presentatie

Slide 17 - Diapositive

3. Middenstuk
- informatie over het onderwerp (en eventuele deelonderwerpen)
- of antwoord op deelvragen
4. Slot
- Samenvatting;
- of antwoord op hoofdvraag
5. Afsluiting
- publiek bedanken
- gelegenheid voor vragen

Slide 18 - Diapositive

Opbouw van een instruerende presentatie
1. Introductie
- Jezelf voorstellen
2. Inleiding:
- introductie onderwerp
- uitleg doel van je instructie (wat verwacht je van het publiek?)
- uitleg opbouw van je instructie

Slide 19 - Diapositive

3. Middenstuk
- stapsgewijze instructie
4. Slot
- afronding (bijvoorbeeld laatste tips of een succeswens)
- als het publiek zelf iets heeft uitgeprobeerd, inventariseren hoe dat ging
5. Afsluiting
- publiek bedanken
- gelegenheid voor vragen

Slide 20 - Diapositive

Opbouw van een overtuigende presentatie
1. Introductie
- Jezelf voorstellen
2. Inleiding:
- aandacht van je publiek trekken, bijv met een anekdote of nieuwsfeit
- introductie onderwerp
-(vraag)stelling noemen
- uitleg opbouw presentatie

Slide 21 - Diapositive

3. Middenstuk
- informatie over het onderwerp
- argumenten vóór je standpunt
- tegenargumenten
- ontkrachten tegenargumenten
4. Slot
- Samenvatting en conclusie

5. Afsluiting
- publiek bedanken
- gelegenheid voor vragen

Slide 22 - Diapositive

Maak opdracht 8, 9, 10 en 11 (pag 122-126 ) in je Via Werkboek
Hier bereid je een presentatie voor.

Opdrachten en huiswerk

Slide 23 - Diapositive