Domein I deel 1

Examentraining
Domein I deel 1
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Examentraining
Domein I deel 1

Slide 1 - Diapositive

Conjuctuur
Bij hoogconjunctuur is de EV groter dan de productiecapaciteit.

Bij laagconjunctuur is er sprake van onderbesteding.  

Slide 2 - Diapositive

Output gap en inflatie
Output gap is indicator van inflatie want:
Positieve output gap in hoogconjunctuur --> risico op inflatie
Negatieve output gap in laagconjunctuur --> weinig inflatie

Hoge bestedingsinflatie vanwege hoge bestedingen
Hoge kosteninflatie vanwege krappe arbeidsmarkt en hogere loonkosten.

Slide 3 - Diapositive

Berekening CPI

Slide 4 - Diapositive

RIC = NIC / PIC x 100

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld
Iemand krijgt 3,3% rente op zijn rekening. Het cpi bedraagt 2,1%. Wat bedraagt het reële rendement?
Ric= nic/picx100
103,3/102,1x100=101,08
Het spaargeld is reëel gezien met 1,08% toegenomen.

Slide 6 - Diapositive

Hoe conjunctuur te stabiliseren?
  •   Monetair beleid > CB
  • Begrotingsbeleid > overheid
  • Door anticyclisch beleid   
  • Sociale zekerheid   
  • Automatische conjunctuurstabilisatoren   

Slide 7 - Diapositive

Procyclisch en anticyclisch begrotingsbeleid
De overheid kan negatieve gevolgen van een laag- of hoogconjunctuur proberen tegen te gaan, door de overheidsbestedingen en/of de belastingen aan te passen.
Procyclisch begrotingsbeleid: als het de golfbeweging van conjunctuur versterkt.
Anticyclisch begrotingsbeleid als het te conjunctuurbeweging probeert afremt.

Slide 8 - Diapositive

Anticyclisch of procyclisch conjunctuurbeleid

Hoe zou de overheid dat kunnen doen?

Slide 9 - Diapositive

Automatische stabilisatoren

Welke automatische stabilisatoren maken de conjunctuurbeweging minder heftig?


Kernwoorden:

- sociale uitkeringen

- progrssief belastingstelsel

Slide 10 - Diapositive

Wanneer de overheid de economie wil stimuleren, zal een deel van de extra uitgaven via extra belastinginkomsten worden terugverdiend.
  
werkt helaas ook omgekeerd als overheid wil bezuinigen...

Slide 11 - Diapositive

Samen oefenen
a Van de consumentenprijzen is gegeven dat:
CPI2015 = 145; CPI2017 = 120
⇒ Met hoeveel procent is het algemene prijspeil in deze periode veranderd? Afronden op één decimaal.
b Iemand verdient in 2012 een nominaal inkomen van € 40.000. In 2017 is dit inkomen gestegen naar € 45.000. De prijzen zijn in 2017 t.o.v. 2012 met 9,7% gestegen.
⇒ Met hoeveel procent is het reëel besteedbaar inkomen in 2017 veranderd t.o.v. 2012? Afronden op één decimaal.
c Het CPI stijgt van 110 tot 135.
⇒ Bereken met hoeveel procent de koopkracht van het geld is veranderd door deze prijsstijging. Afronden op één decimaal.












Oplossing
a Antwoord: -17,2%
b Nic: 45000/40000x100=112,5; 
PIC = 109,7
Dus: 112,5/109,7x100 = 102,6
Het reële inkomen is dus met 2,6% gestegen.
Nominaal: 100 (bedrag blijft gelijk)
Prijzen: 122,7 (van 110 naar 135)
Antwoord: -18,5%

Slide 12 - Diapositive

Samen oefenen













d Iemand leent in 2015 € 5.000 van de bank. Over 5 jaar zal hij dit bedrag in één keer terug betalen. In deze periode zullen de prijzen vermoedelijk met 20% stijgen.
⇒ Bereken de procentuele afname van de koopkracht van deze € 5.000 als dit bedrag (zonder rente) na afloop van de uitleentermijn wordt terugbetaald. Afronden op één decimaal.
e De bank vraag voor een lening een nominale rente van 5,5%. De inflatie bedraagt 2,2%
⇒ Bereken de reële rente die de bank voor de lening vraagt.

Oplossing
d Methode 1
Stel dat een product €1,- kost. Dan kan hij nu met het geleende bedrag 5.000 producten kopen.
Over 5 jaar kost het product €1,20 (+20%). Dan kun je met € 5.000 nog maar 4.167 producten kopen.
De koopkracht (het aantal producten dat je kunt kopen) is dus met 16,7% afgenomen.
Methode 2
Je kunt ook gewoon gebruik maken van de formule alt
Het nominale bedrag blijft gelijk (NIC=100) en de prijzen stijgen met 20% (PIC=120).
Daaruit volgt dat RIC = 83,3 (daling van 16,7%)
e Ook hier kun je gewoon gebruik maken van de formule alt
De nominale rente is 5,5% (NIC=105,5) en de prijzen stijgen met 2,2% (PIC=102,2).
Daaruit volgt dat RIC = 103,2 ⇒ een reële rente van 3,2%

Slide 13 - Diapositive