Tegenwoordige / verleden tijd

Werkwoordspelling
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 5,6

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Doel van deze les
Ik kan werkwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd schrijven. 

Slide 2 - Diapositive

Wat kan jouw schoudermaatje?

Slide 3 - Carte mentale

WERKWOORDSPELLING

Slide 4 - Diapositive

Vragen

Slide 5 - Diapositive

rennen
ik                  ren
jij/ u             rent
hij/zij/het  rent

wij                rennen
jullie            rennen
zij                 rennen

Slide 6 - Diapositive

huilen
ik                  huil
jij/ u             huilt
hij/zij/het  huilt

wij                huilen
jullie            huilen
zij                 huilen

Slide 7 - Diapositive

slapen
ik                  
hij / zij / het
je / jij / u             
  
wij / zij / jullie              

                 

Slide 8 - Diapositive

slapen
ik                        slaap
hij / zij / het    slaapt
je / jij / u           slaapt

wij / zij / jullie slapen

Slide 9 - Diapositive

Wat is de stam van het werkwoord fietsen?
A
fietsen
B
fiets
C
fietst
D
gefietst

Slide 10 - Quiz

De jongen ....(fietsen, vt)
A
fietst
B
fietsten
C
fietste

Slide 11 - Quiz

Afgelopen weekend ..... (huilen) ik.

Slide 12 - Question ouverte

Ik kan werkwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd schrijven.
Dat kan ik en kan ik uitleggen.
Dat kan ik nog niet.

Slide 13 - Sondage

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage

Tips / tops
Hebben  jullie vragen?

Bedankt voor het meedoen!

Slide 15 - Diapositive