Recap unit 5 (06-06)

Today:
1. Recap: grammar unit 5
2. Test yourself
3. Feedback






Goals (aan het einde van de les...) :
-  Weet je hoe je zegt dat iemand iets (niet) moet doen.
- Kun je korte ja/nee antwoorden geven.
- Kun je bijwoorden gebruiken.
- Ken je de onregelmatige werkwoorden.
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Today:
1. Recap: grammar unit 5
2. Test yourself
3. Feedback






Goals (aan het einde van de les...) :
-  Weet je hoe je zegt dat iemand iets (niet) moet doen.
- Kun je korte ja/nee antwoorden geven.
- Kun je bijwoorden gebruiken.
- Ken je de onregelmatige werkwoorden.

Slide 1 - Diapositive

Reminder!
Toetsweek:
- grammatica unit 5
- words unit 5
- phrases unit 5
- irregular verbs (onregelmatige werkwoorden)
Please raise your hand if you want to say / ask something. 

Slide 2 - Diapositive

1. Recap: grammar unit 5
Please raise your hand if you want to say / ask something. 

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je van de
gebiedende wijs?

Slide 4 - Carte mentale

1. Recap: imperative
De gebiedende wijs gebruik je om te zeggen wat iemand wel moet doen. Dit kan bijvoorbeeld een bevel of aanwijzing zijn. 

Je vormt deze door te beginnen met het hele werkwoord zonder 'to'.

Clean your car!
Sing a song.


Please raise your hand if you want to say / ask something. 

Slide 5 - Diapositive

Schrijf een Engelse zin in de gebiedende wijs.

Wat zeggen jouw ouders bijvoorbeeld thuis wat jij moet doen?

Slide 6 - Question ouverte

1. Recap: imperative
De gebiedende wijs gebruik je ook om te zeggen wat iemand niet moet doen.

Je vormt deze door 'don't' voor het hele werkwoord te zetten.

Don't clean your car!
Don't sing a song.


Please raise your hand if you want to say / ask something. 

Slide 7 - Diapositive

Welke zin in de gebiedende wijs klopt?
A
Don't calls me!
B
Call me!
C
Are you calling me?
D
To call me!

Slide 8 - Quiz

2. Grammar: korte ja/nee antwoorden
In het Engels is het niet netjes om alleen met 'yes' of 'no' te antwoorden. Hiervoor gebruik je korte zinnetjes die je toevoegt. 
Raise your hand if you want to say something.

Slide 9 - Diapositive

Hoe zou je (kort) antwoord geven op de vraag:
"Do you like pizza?"

Slide 10 - Question ouverte

2. Grammar: korte ja/nee antwoorden
Ja-antwoorden: Yes + voornaamwoord + eerste ww uit de vraagzin
Nee-antwoorden: No + voornaamwoord + eerste ww uit de vraagzin + not.

Is she sad?
Yes, she is.
No, she is not.
Raise your hand if you want to say something.

Slide 11 - Diapositive

Are we next?
Geef een kort ja-antwoord.

Slide 12 - Question ouverte

Do they enjoy dancing?
Geef een kort ja-antwoord.

Slide 13 - Question ouverte

Can he cook?
Geef een kort nee-antwoord.

Slide 14 - Question ouverte

Is your French teacher nice?
Geef een kort nee-antwoord.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het juiste antwoord op deze vraag?
Do you like pancakes?
A
Yes, you do.
B
Yes, I do.

Slide 16 - Quiz

2. Grammar: bijwoorden
Je hebt verschillende soorten bijwoorden. Sommige bijwoorden zeggen iets over hoe vaak iets gebeurt (often, always, never...)

Je zet ze vóór het hoofdwerkwoord (belangrijkste werkwoord):
I never eat candy. 
Raise your hand if you want to say something.

Slide 17 - Diapositive

Welke zin klopt?

A
Always I drink Fanta.
B
I always drink Fanta.
C
I drink always Fanta.
D
I drink Fanta always.

Slide 18 - Quiz

2. Grammar: bijwoorden
Je hebt verschillende soorten bijwoorden. Sommige bijwoorden zeggen iets over hoe vaak iets gebeurt (often, always, never...)

Je zet ze meestal vóór het hoofdwerkwoord (belangrijkste werkwoord), maar let op! Ná een vorm van to be.

I am always late.
Raise your hand if you want to say something.

Slide 19 - Diapositive

Waar komt het bijwoord te staan?
Never

You are scared.

Slide 20 - Question ouverte

2. Grammar: bijwoorden
Je hebt verschillende soorten bijwoorden. Sommige bijwoorden zeggen iets over plaats of tijd (yesterday, in the car, a week ago).

Je zet ze meestal achteraan de zin.

I left two days ago.
I left the keys in my car.


Raise your hand if you want to say something.

Slide 21 - Diapositive

Maak een zin met een bijwoord van tijd of plaats.

Slide 22 - Question ouverte

Maak het rijtje onregelmatige werkwoorden af:

Breken - ... - ... - ...

Slide 23 - Question ouverte

Maak het rijtje onregelmatige werkwoorden af:

Kopen - ... - ... - ...

Slide 24 - Question ouverte

Maak het rijtje onregelmatige werkwoorden af:

Lezen - ... - ... - ...

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive