Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Nederlands
Slide 1 - Diapositive
Formeel < > informeel
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat vind jij van het mailtje in deze afbeelding?
timer
1:00
Slide 4 - Question ouverte
Vind jij het voorstel van de vriendin een goede verbetering? Leg je antwoord uit.
timer
1:00
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Wat probeert de man tegen de vrouw te zeggen denk je?
A
Dat hij haar lelijk vindt.
B
Dat hij haar aantrekkelijk vindt.
C
Dat hij haar saai vindt.
D
Dat hij haar leuk vindt.
Slide 7 - Quiz
Denk je dat de vrouw de man begrijpt?
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quiz
Formeel taalgebruik
Formele taal is taal die je gebruikt in officiële en serieuze situaties. Het is een beetje stijf. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.
Slide 9 - Diapositive
Informeel
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is losser. Je gebruikt het als je praat met bekenden zoals familie en vrienden.
Slide 10 - Diapositive
Wat is een voorbeeld van formeel taalgebruik?
A
Jo gast! Fijn je weer te zien!
B
Hé Henk, ga je naar de winkel?
C
Bedankt voor uw mail.
D
Groetjes, Alyssa
Slide 11 - Quiz
M.v.g.
Hoi meneer,
Geachte meneer, mevrouw,
Met vriendelijke groet,
Tot later!
Alvast bedankt.
Informeel
Informeel
Informeel
Formeel
Formeel
Formeel
Slide 12 - Question de remorquage
Wat is de juiste aanhef en afsluiting?
A
Formeel:
Geachte heer Schoof,
Met vriendelijke groet,
B
Informeel:
Hallo Dick,
Groeten,
Slide 13 - Quiz
Opdracht 2
Open je boek op blz. 99. We lezen gezamenlijk tekst 1. Om de beurt leest iemand anders voor.