2 BKT

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 1:

Wat heb je nodig?

par. 1 t/m 3

Soorten ruil:

Directe ruil

Indirecte ruil

wettig betaalmiddel

behoeften

basisbehoeften

overige behoeften

Goederen en diensten

Goederen zijn tastbaar (kun je beetpakken), diensten niet

consumeren

Wat is een voorbeeld van zelfvoorziening?

1. een laptop kopen
2. in de moestuin werken
3. cupcakes zelf bakken
4. huiswerk maken

Welk van onderstaande bedragen is goed geschreven?

1. € 7.50
2. € 3.200,-
3. € 3,8
4. € 112334

Je koopt 2 flessen sinas voor €1,89 per fles en een fles cassis voor €1,65, wat is de gemiddelde prijs per fles?

budget

* geld waarover je kunt beschikken

* iemand die veel meer geld heeft dan een ander heeft vaak ook een groter budget (meer te besteden)

Sociale- en commerciële beinvloeding

* sociale beinvloeding: invloed door familie en vrienden op wat je koopt

* commerciele beinvloeding: winkels/bedrijven beinvloeden je door reclame te maken of artikelen aan te prijzen, zodat ze het product aan je kunnen verkopen

Je krijgt over € 225,- 3% rente, hoeveel is dit per jaar?

1. € 7,50
2. € 4,00
3. € 3,00
4. € 6,75

deugdelijk product

Vergelijkend warenonderzoek

* vergelijken van verschillende producten door bijvoorbeeld de consumentenbond

*Dit kan zijn op prijs, kwaliteit en milieu

garantie

* een product kan je na een bepaalde tijd terugbrengen als er iets mis is met het product

Succes met de toets!