toets H7



H7 Tijd van Pruiken en revoluties
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon



H7 Tijd van Pruiken en revoluties

Slide 1 - Diapositive

Geef de betekenis van de volgende 5 begrippen: (5 punten)
a. verlichting
b. rationalisme
c. ancien régime
d. verlicht absolutisme
e. abolitionisme

Slide 2 - Question ouverte

Lees de vijf uitspraken over politiek (A-E). Noteer de letters van de juiste uitspraken. (2 punten)
A De theorie van Montesquieu was een reactie op het beleid van de Franse koningen.
B John Locke was voor het afschaffen van de monarchie.
C Rousseau vond dat de soevereiniteit afkomstig was van het volk.
D Volgens John Locke mogen burgers de bestuurders vervangen als die niet meer hun instemming hebben.
E Volgens Montesquieu moest de regering wetten opstellen en rechtspreken.

Slide 3 - Question ouverte

Gebruik de vijf uitspraken over godsdienst (A-E). Noteer de letters van de juiste uitspraken. (2 punten)
A Verlichte denkers die atheïst werden, namen aan dat God zich niet meer met de wereld bemoeide.
B Verlichte denkers geloofden nooit in een god.
C Verlichte denkers vonden dat alle religies gelijke rechten moesten hebben.
D Verlichte denkers vonden de katholiek kerk bekrompen.
E Verlichte denkers waren voor godsdienstige intolerantie.

Slide 4 - Question ouverte

Gebruik de volgende uitspraak van Rousseau: Er is aanvankelijk geen verdorvenheid in het menselijk hart. (Uit: B. Magee, Het verhaal van de filosofie, Amsterdam 1999.)
De uitspraak past bij een kenmerkend aspect van de tijd van pruiken en revoluties. Maak dit duidelijk door:
- het kenmerkend aspect te noemen en
- uit te leggen wat Rousseau met deze uitspraak bedoelde,
(2 punten)



Slide 5 - Question ouverte

Leg uit of Marie Antoinette goed paste bij het kenmerkend aspect: ancien régime en verlicht absolutisme. (1 punt)

Slide 6 - Question ouverte

Noteer de nummers van de volgende acht feiten in de juiste volgorde van vroeger naar later. (2 punten)
1 De Nationale Vergadering schaft de feodale rechten af en neemt de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger aan. 6 Napoleon kroont zichzelf tot keizer.
2 De val van de Bastille. 7 Napoleon wordt bij Leipzig en bij Waterloo verslagen
3 De voormalige koning Lodewijk XIV wordt onthoofd. 8 Radicale revolutionairen grijpen de macht
4 Generaal Napoleon grijpt de alleenheerschappij.
5 Het Franse parlement roept de republiek uit.

Slide 7 - Question ouverte

Gebruik bron hiernaast: Presentatie van de onafhankelijkheidsverklaring in de VS (dollarbiljet)
De bron past bij twee kenmerkende aspecten van de tijd van pruiken en revoluties. Maak dit duidelijk door:
- een kenmerkend aspect te noemen en
- bij dit kenmerkende aspect met een bronelement uit te leggen wat de bron ermee te maken heeft. (2 punten)

Slide 8 - Question ouverte

Gebruik de acht feiten (1-8). - Zet de nummers 1-8 in de juiste tijdsvolgorde. (2 punten)
1 De Bataafse Republiek krijgt een democratische grondwet.
2 Franse troepen helpen patriotten aan de macht.
3 Gewapende patriotten grijpen in steden de macht. 7 Pruisische troepen verjagen de patriotten.
4 Napoleon maakt een eind aan de Bataafse Revolutie. 8 Publicatie van Aan het volk van Nederland.
5 Nederland wordt ingelijfd bij Frankrijk.
6 Nederland wordt weer een monarchie en een eenheidsstaat.

Slide 9 - Question ouverte

Geef bij de volgende 5 betekenissen het juiste begrip:
a. toezicht op publicaties
b. handel in en vervoer van slaven over de de Atlantische Oceaan.
c. het idee dat het volk de hoogste macht heeft.
d. voorstander van democratie in Nederland.
e. iemand die aanneemt dat God de wereld ooit heeft gemaakt, maar zich er niet meer mee bemoeit.

Slide 10 - Question ouverte

Noteer de letters van de juiste uitspraken.: A De VOC ging meedoen aan de slavenhandel die al in Azië bestond. B Het Nederlandse aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel was ongeveer tien procent.
C Nederland schafte de slavernij af in 1860 in Nederlands-Indië en in 1863 in Suriname.
D Nederland verbood de slavenhandel in 1814.
E Nederlanders in de VOC-vestigingen gebruikten slaven voor plantagewerk, als bedienden, voor bouwwerk en om mee samen te leven.
F Suriname was dat de belangrijkste bestemming voor Nederlandse slavenschepen.


Slide 11 - Question ouverte