Thema school - A1

School + werkwoorden
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

School + werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

breng
brengt
brengt
brengen
brengen
brengen
ik
jij
hij / zij
wij
jullie
zij (2 of meer mensen)

Slide 2 - Question de remorquage

Welke dag komt VOOR woensdag?
A
maandag
B
donderdag
C
dinsdag
D
vrijdag

Slide 3 - Quiz

Welke dag komt NA donderdag?
A
vrijdag
B
woensdag
C
zaterdag
D
zondag

Slide 4 - Quiz

Welke dag komt VOOR maandag?
A
dinsdag
B
woensdag
C
zaterdag
D
zondag

Slide 5 - Quiz

Welke dag komt NA zaterdag?

Slide 6 - Question ouverte

Welke dag komt NA woensdag?

Slide 7 - Question ouverte

Welke dag komt VOOR donderdag?

Slide 8 - Question ouverte

Welke dag komt VOOR maandag?

Slide 9 - Question ouverte

drieënvijftig
eenenzeventig
veertig
achtenzeventig
negenenzestig
zesennegentig
tweeëndertig

Slide 10 - Question de remorquage

Wat is dit?
A
pen
B
gum
C
potlood
D
stift

Slide 11 - Quiz

Wat is dit?
A
het papier
B
de pen
C
de gum
D
het potlood

Slide 12 - Quiz

Wat is dit?
A
het potlood
B
de pen
C
het papier
D
het schrift

Slide 13 - Quiz

Wat is dit?
A
het papier
B
het potlood
C
de map
D
het schrift

Slide 14 - Quiz

Wat is dit?
A
de klas
B
de tafel
C
de docent
D
de school

Slide 15 - Quiz

Wat is dit?
A
een rondje
B
een streep
C
een kruisje
D
een lijn

Slide 16 - Quiz

Wat is dit?
A
een rondje
B
een lijn
C
een streep
D
een kruisje

Slide 17 - Quiz

Wat zijn dit?
A
mappen
B
plaatjes
C
schriften
D
bladzijde

Slide 18 - Quiz


Welke maand is het nu?

Slide 19 - Question ouverte


De eerste maand van het jaar is ...
A
februari
B
november
C
augustus
D
januari

Slide 20 - Quiz


Vorige maand was het ...

Slide 21 - Question ouverte


Volgende maand is het ...

Slide 22 - Question ouverte


De zesde maand van het jaar is ...
A
juni
B
mei
C
april
D
juli

Slide 23 - Quiz


De achtste maand van het jaar is ...
A
juli
B
september
C
augustus
D
oktober

Slide 24 - Quiz


De elfde maand van het jaar is ....

Slide 25 - Question ouverte


De kortste maand is ...
A
december
B
juni
C
mei
D
februari

Slide 26 - Quiz

Wat is goed:
De jongen ....
A
drink
B
drinkt
C
drinken

Slide 27 - Quiz

Ik ..... naar de buurman.
A
luister
B
luistert
C
luisteren

Slide 28 - Quiz

Hij ..... in Sneek.
A
woon
B
wonen
C
woont

Slide 29 - Quiz

Hij ...... zijn naam.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 30 - Quiz

Jullie .... het goed.
A
begrijp
B
begrijpt
C
begrijpen

Slide 31 - Quiz

Wij .... koffie.
A
drinkt
B
drink
C
drinken

Slide 32 - Quiz

Zij ...... een brief.
A
schrijf
B
schrijven
C
schrijft

Slide 33 - Quiz

Ik
Jij / hij / zij
Wij/jullie / zij
Het werkwoord: dansen
dans
danst
dansen

Slide 34 - Question de remorquage

dieren
werkwoord
roep
pauw
geit
uil
vis
staat
loop
zit

Slide 35 - Question de remorquage

heeft
geen werkwoords-
vorm
werkwoords-
vorm
been
   heft
  hebben
     is
  heben
    bent
     zijn

Slide 36 - Question de remorquage

Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden' alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
heb
zijn
hond
tafel
bloempje
Kopje
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moeten
wil
geeft

Slide 37 - Question de remorquage

?
werkwoord
onderwerp
rest
in Amsterdam
woon
je

Slide 38 - Question de remorquage

?
werkwoord
onderwerp
rest
heeft
kinderen
hij

Slide 39 - Question de remorquage

Werkwoord zijn
bent
zijn
ben
zijn
is
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 40 - Question de remorquage

Werkwoord zijn
Ik .... 14 jaar oud.
Hij .... de baas.
Wij ........... op vakantie.
Jij .....  morgen jarig.
..... jij morgen jarig?
ben
zijn
bent
ben
is

Slide 41 - Question de remorquage

Werkwoord hebben
hebben
hebt
hebben
heeft
heb
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 42 - Question de remorquage