D toets H2 straling

Microgolven gebruik je bij een...
A
tv
B
radio
C
rontgenfoto's
D
magnetron
1 / 43
suivant
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Microgolven gebruik je bij een...
A
tv
B
radio
C
rontgenfoto's
D
magnetron

Slide 1 - Quiz

IR-straling gebruik je bij een...
A
tv
B
nachtkijker
C
rontgenfoto's
D
magnetron

Slide 2 - Quiz

Bij een afstandbediening gebruikt men...
A
radiogolven
B
infraroodstraling
C
ultraviolet
D
zichtbaar licht

Slide 3 - Quiz

De meest energierijke straling is ...
A
gammastraling
B
rontgenstraling
C
ultraviolet
D
infrarood

Slide 4 - Quiz

Wat is 0,000051 m in de machten van 10?
A
5,1104m
B
5,1105m
C
5,1104m
D
5,1105m

Slide 5 - Quiz

Fotonen zijn
A
elektromagnetische golven
B
stralingspakketjes
C
deeltjes met lading
D
deeltjes met een snelheid kleiner dan de lichtsnelheid

Slide 6 - Quiz

Welke stof heeft de grootste halveringstijd?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quiz

De halveringstijd van instabiel Jodium is 8 dagen. Hoeveel procent is er na 16 dagen nog over?
A
50%
B
30%
C
25%
D
0%

Slide 8 - Quiz

2,0 gram thorium vervalt gedurende 72 dagen, waarna er nog maar 0,25 gram thorium over is.
Hoe groot is de halveringstijd van thorium?
A
9 dagen
B
12 dagen
C
24 dagen
D
36 dagen

Slide 9 - Quiz

In de kern van een atoom vind je de kerndeeltjes. Dit zijn ...
A
neutronen en protonen
B
elektronen en protonen
C
muonen en elektronen
D
elektronen en neutronen

Slide 10 - Quiz

Een elektron is een....
A
negatief geladen deeltje
B
positief geladen deeltje
C
neutraal deeltje
D
bestaat niet

Slide 11 - Quiz

Protonen zijn...
A
negatief geladen kerndeeltjes
B
neutraal geladen kerndeeltjes
C
positief geladen deeltjes buiten de kern
D
positief geladen kerndeeltjes

Slide 12 - Quiz

Met welk apparaat kun je de stralingsdosis meten?
A
Teslameter
B
dosismeter
C
energiemeter
D
spanningsmeter

Slide 13 - Quiz

Wat is de eenheid van stralingsdosis
A
Gy
B
J
C
Sv
D
J/kg

Slide 14 - Quiz

Albert heeft bij de tandarts een röntgenfoto van een kies laten maken en daarbij een stralingsdosis van 0,005mSv opgelopen. Dit is een vorm van
A
Bestraling
B
Besmetting (en bestraling)

Slide 15 - Quiz

De stralingsdosis (in milliSievert) is een maat voor
A
hoeveel straling je ontvangt
B
hoeveel atoomkernen er vervallen

Slide 16 - Quiz

Halveringsdikte geldt voor:
A
Alfa straling
B
Beta-straling
C
Gamma-straling
D
Alle straling

Slide 17 - Quiz

14. Na twee halveringsdikten heb je een kwart van de atomen over.
1/2 * 1/2 = 25%
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Lood heeft bij 2,0 MeV een
halveringsdikte van 1,34 cm.
Hoe dik moet de plaat zijn om 93,75% te absorberen?
A
2,0 cm
B
0,9 cm
C
3,7 cm
D
5,4 cm

Slide 19 - Quiz

Wat is de halveringsdikte
van het plaatje?
A
6 mm
B
3 mm
C
1,8 mm
D
3,6 mm

Slide 20 - Quiz


Welk materiaal heeft een grotere halveringsdikte?
A
Bot
B
Spieren
C
beton
D
lood

Slide 21 - Quiz

bewering I: alfa deeltjes kun je met een stuk papier tegenhouden
bewering II: beta deeltjes kun je met een aluminium folie tegenhouden.
A
beide beweringen fout
B
bewering I correct bewering II niet correct
C
bewering I fout bewering II wel correct
D
beide beweringen correct

Slide 22 - Quiz

beta deeltjes zijn
A
elektronen die zwaarder zijn dan de protonen
B
elektronen die flink minder zwaar zijn dan de protonen
C
protonen die positief zijn
D
elektronen met een positieve lading

Slide 23 - Quiz

Hoe maakt een CT-scanner beelden van dwarsdoorsneden van je lichaam?
A
met röntgestraling
B
met een 3d scanner
C
met een fotocamera
D
met een 2d scanner

Slide 24 - Quiz

Bij medisch onderzoek wordt soms een tracer gebruikt.

Een goede tracer:

A
zendt alfastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
B
zendt gammastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
C
zendt alfastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
D
zendt gammastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.

Slide 25 - Quiz

Om organen in het menselijk lichaam te onderzoeken, wordt een tracer gebruikt.

Welk soort straling zendt zo’n tracer uit?

A
alfastraling
B
bètastraling
C
gammastraling
D
röntgenstraling

Slide 26 - Quiz

Bij een patiënt wordt een orgaan onderzocht.
Dit onderzoek gebeurt met een radioactieve stof.
De stof wordt ingespoten in de bloedbaan die door het orgaan stroomt.
De radioactieve stof doet in dit onderzoek dienst als
A
bron voor inwendige bestraling.
B
tracer.
C
bron voor uitwendige bestraling
D
bloedverdunner.

Slide 27 - Quiz

Na uitwendige bestraling van een tumor ben je
A
bestraald
B
besmet
C
beide
D
geen van beide

Slide 28 - Quiz

Welke straling wordt meestal gebruikt voor inwendige bestraling
A
alfa
B
bèta
C
gamma
D
uv

Slide 29 - Quiz

Wat is een nadeel voor het opwekken van energie via een kerncentrale?
A
De co2 uitstoot van een kerncentrale is vrij hoog
B
Kernenergie is niet duurzaam
C
Kerncentrales nemen erg veel ruimte in beslag
D
Kerncentrales wekken in verhouding met steenkoolcentrales weinig stroom op

Slide 30 - Quiz

kernfusie levert veel meer energie op dan verbranding
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

De halveringstijd van kernafval is klein
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

Wat is kernfusie
A
Een Helium atoom opsplitsen
B
Twee waterstofatomen samen voegen
C
Uranium atoom opsplitsen
D
Uranium en Rhodium zamen voegen

Slide 33 - Quiz

Hoe gaat men om met kernafval?
A
Men verbrandt het
B
Men kan het hergebruiken
C
Men stort het bij de vuilstort
D
Men stopt het onder de grond

Slide 34 - Quiz

Kernenergie wordt gemaakt doordat
A
Water naar beneden valt
B
Kernafval ontstaat
C
Atomen splitten

Slide 35 - Quiz

Welke energieomzetting vindt plaats in een kerncentrale?
A
Bewegingsenergie --> chemische energie
B
Zwaarte-energie --> Elektrische energie
C
Kernenergie --> elektrische energie
D
Kernenergie --> chemische energie

Slide 36 - Quiz

Wat komt er vrij als je uranium in een kerncentrale splijt?
A
stoom
B
rook
C
warmte
D
elektriciteit

Slide 37 - Quiz

Een kerncentrale stoot CO2 uit
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Elektrische energie kan worden opgewekt met een kerncentrale.
Welke stof wordt in een kerncentrale gebruikt?

A
• lithium
B
• plutonium
C
• uranium
D
• waterstof

Slide 39 - Quiz

Wat gebeurt er niet in de kerncentrale?
A
De turbine drijft de generator aan die elektriciteit levert
B
Bij de kernsplijting ontstaat warmte
C
Bij elke kernsplijting ontstaan er meerdere neutronen waardoor er steeds minder kernsplijtingen tegelijk komen
D
De warmte die ontstaat wordt gebruikt om water te veranderen in stoom

Slide 40 - Quiz

Wat is kernfusie
A
Een Helium atoom opsplitsen
B
Twee waterstofatomen samen voegen
C
Uranium atoom opsplitsen
D
Uranium en Rhodium zamen voegen

Slide 41 - Quiz

kernfusie levert veel meer energie op dan verbranding
A
waar
B
niet waar

Slide 42 - Quiz

Waar wordt de turbine van een kerncentrale mee aangedreven?
A
Water
B
Stoom
C
Wind
D
Zon

Slide 43 - Quiz