Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Cupido schoot een pijl door mijn donder.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. door mijn donder
2. staat niet in de zin
3. Cupido
4. een pijl

Aan de bourgondische vrouw gaf de verliefde man een fles wijn.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. de verliefde vrouw
2. Aan de bourgondische vrouw
3. dit is een onzinvraag
4. De leuke vrouw

Ze vertelde de man haar verhaal over haar vriendin.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Ze
2. haar vriendin
3. de man
4. haar verhaal

Jou stuur ik vandaag een berichtje!
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Jou
2. een berichtje
3. weet niet
4. ik

De gemotiveerde bediening van het restaurant in het park overhandigt een cadeau.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. gemotiveerde bediening overhandigt
2. gemotiveerde overhandigt
3. overhandigt
4. Wat is een werkwoordelijk gezegde?

Je hebt mij geraakt?
Wat is mij?

1. Onderwerp
2. Meewerkend voorwerp
3. Niets
4. Lijdend voorwerp

Na het eten hebben de gasten de ober de rekening betaald.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. de gasten
2. de rekening
3. het eten
4. de ober

Na het eten hebben de gasten de ober de rekening betaald.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. de gasten
2. de rekening
3. het eten
4. de ober

Na het eten hebben de gasten de ober de rekening betaald.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. eten betaald
2. betaald
3. hebben betaald
4. eten hebben betaald

Mail hem de lijst met namen!
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. de lijst
2. de lijst met namen
3. hem
4. geen idee

Hij is aan het denken.

1. wwg: aan het denken
2. wwg: is aan het denken

Wij vragen het ons al jaren af.

1. wwg: vragen
2. wwg: afvragen
3. wwg: vragen ons af
4. Ik vraag het me af.

Die puber scheert zich.

1. wwg: scheert zich
2. wwg: scheert zich
3. wwg: scheert zich
4. wwg: scheert zich

In de kerstvakantie had het sportieve gezin naar Oostenrijk kunnen gaan.

1. wwg: had, kunnen, gaan
2. wwg: kunnen gaan

Het gemis valt niet in te halen

1. wwg: valt in te halen
2. wwg: inhalen

Hij laat al zijn geld na aan goede doelen. Meewerkend voorwerp?

1. al zijn geld
2. goede doelen
3. Hij
4. aan goede doelen

Hij zit aan de telefoon.

1. aan de telefoon = mv
2. aan de telefoon = lv
3. aan de telefoon = X
4. 

Wat is een zelfstandig werkwoord?

1. Werkwoord dat de actie aangeeft in de zin
2. Werkwoord dat een ander werkwoord helpt

Grammatica gaat bij mij:

1. Geweldig!
2. Prima
3. Moeizaam
4. Rampzalig

Taalkundig ontleden (woordjes!)