3hv woordsoorten De woordsoort van het en je

3 hvt woordsoorten
  1. HW nakijken (opdr. 2 en 5 blz. 100, 101)
  2. 'Alles' onbepaald telwoord of onbepaald voornaamwoord?
  3. Theorie de woordsoorten van het en je (H4)
  4. Oefenen 
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

3 hvt woordsoorten
  1. HW nakijken (opdr. 2 en 5 blz. 100, 101)
  2. 'Alles' onbepaald telwoord of onbepaald voornaamwoord?
  3. Theorie de woordsoorten van het en je (H4)
  4. Oefenen 

Slide 1 - Diapositive

het woordje 'wat' opdr. 2 en 5 nakijken
- Kijk na met het nakijkblad

- Heb je nog vragen?

- Klaar? Ga naar blz. 132 en maak de startopdracht. 

Slide 2 - Diapositive

startopdracht
  • a Het is voor iedereen duidelijke dat het in het theehuis heel gezellig is.
  • b ben je je je problemen wel bewust?
  • a Het (pers.vnw) is voor iedereen duidelijk dat het (onbep.vnw) in het (blw) theehuis altijd heel gezellig is.
  • b Ben je (pers.vnw) je (wed.vnw) je (bez.vnw) problemen wel bewust?

Slide 3 - Diapositive

startopdracht
  • a Het (1) is voor iedereen duidelijk dat het (2) in het (3) theehuis altijd heel gezellig is.
  • - ‘Het (1)’ verwijst naar ‘dat het in het theehuis altijd heel gezellig is’ en heeft dus een duidelijke betekenis. Daarom is ‘het (1)’ een persoonlijk voornaamwoord. Je kunt ‘het (1)’ zelfs vervangen door die bijzin:
  • Dat het in het theehuis altijd heel gezellig is, is voor iedereen duidelijk.
  • - ‘Het (2)’ geeft een bepaalde sfeer aan, het verwijst nergens naar en het heeft geen duidelijke betekenis, dus is ‘het (2)’ een onbepaald voornaamwoord.
  • - ‘Het (3)’ hoort bij het zelfstandig naamwoord ‘theehuis’ en is dus een bepaald lidwoord.

Slide 4 - Diapositive

startopdracht
b Je stelt de woordsoort vast door je te vervangen door hij, hem, zijn of zich. Als je het woord kunt vervangen
• door hij of hem, dan is het een persoonlijk voornaamwoord;
• door zijn, dan is het een bezittelijk voornaamwoord;
• door zich, dan is het een wederkerend voornaamwoord.
Ben je (1) je (2) je (3) problemen wel bewust?
Is hij (1) zich (2) zijn (3) problemen wel bewust?
Dus: je (1) is persoonlijk, je (2) is wederkerend en je (3) is bezittelijk voornaamwoord.


Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Alles
Slaat niet op een aantal of een plaats in de rij.
Verwijst naar 'onduidelijke' (onbepaalde) zaak.

Net als iedereen, allemaal, niemand niets etc. 


Slide 7 - Diapositive

Naar blz. 132 (H4, grammatica woordsoorten)
Het
  • lidwoord (bepaald)
  • persoonlijk voornaamwoord > verwijst naar iets (duidelijks)
  • onbepaald voornaamwoord (sfeer / weer, verwijst niet)

maak opdracht 1 blz. 132 (Klaar? Lees de theorie over het woordje je en maak opdracht 2 en 3)

Slide 8 - Diapositive

Nakijken opdr. 1 blz. 132
1 Omdat Rex het blw oude bootje toch nooit meer gebruikt, wil hij het pers.vnw verkopen.
2 Weet Josie het pers.vnw wel zeker dat ze het blw komend weekend niet hoeft te werken?
3 Als het onbep.vnw buiten waait en regent, vindt Carola het onbep.vnw binnen altijd extra knus.


Slide 9 - Diapositive

Nakijken opdr. 1 blz. 132
4 Ik heb gisteren dit trainingsjack gekocht, maar ik denk dat ik het pers.vnw ga ruilen.
5 Het pers.vnw lijkt niet waarschijnlijk dat Nederland ooit nog wereldkampioen wordt.
6 Als het onbep.vnw morgen mooi weer is, ga ik het blw nieuwe tentje eens even opzetten.



Slide 10 - Diapositive

Naar blz. 132 (H4, grammatica woordsoorten)

Je
Ga je mee een ijsje eten?
persoonlijk voornaamwoord
Je band is lek.
bezittelijk voornaamwoord
Je verslikte je in je milkshake
wederkerend voornaamwoord

Slide 11 - Diapositive

het woordje 'je'
  • Ga je mee een ijsje eten?
  • persoonlijk voornaamwoord
  • Je band is lek.
  • bezittelijk voornaamwoord
  • Je verslikte je in je milkshake
  • wederkerend voornaamwoord
  • Je kunt tegenwoordig ook niets goed doen. onb.vnw

Slide 12 - Diapositive

het woordje 'je'
  • Ga je mee een ijsje eten?
  • persoonlijk voornaamwoord
  • Je band is lek.
  • bezittelijk voornaamwoord
  • Je verslikte je in je milkshake
  • wederkerend voornaamwoord
  • Je kunt tegenwoordig ook niet goed doen. onb.vnw

Lees de theorie over het woordje je en maak opdracht 2 en 3.

Klaar? 
- Boekkeuze al doorgegeven? 
- Bekijk de reader over woordsoorten. 

Slide 13 - Diapositive

het woordje 'wat' opdr. 1
4 De regering zal wel weten wat de beste oplossing is voor het milieuprobleem. vragend voornaamwoord (wat is de beste opl?)
5 Hebben jullie nog wat  leuks gedaan in de vakantie?

6 Iets wat je niet begrijpt, moet je in de les aan je docent vragen.



Slide 14 - Diapositive

het woordje 'wat' opdr. 1
4 De regering zal wel weten wat de beste oplossing is voor het milieuprobleem. vragend voornaamwoord 
5 Hebben jullie nog wat  leuks gedaan in de vakantie?

onbepaald voornaamwoord (iets)
6 Iets wat  je niet begrijpt, moet je in de les aan je docent vragen.



Slide 15 - Diapositive

het woordje 'wat' opdr. 1
4 De regering zal wel weten wat de beste oplossing is voor het milieuprobleem. vragend voornaamwoord 
5 Hebben jullie nog wat  leuks gedaan in de vakantie?

onbepaald voornaamwoord
6 Iets wat je niet begrijpt, moet je in de les aan je docent vragen. betrekkelijk voornaamwoord (wat > iets (antecedent)



Slide 16 - Diapositive

Welke woordsoort is 'alles'
         
                                                                        >>>

Slide 17 - Diapositive

Onbepaald voornaamwoord
Duidt een persoons of zaak aan, maar zegt 
niet precies wie of wat.


iemand, niemand, iedereen, men, je, menigeen, het, iets, zoiets, niets, alles, etc.

Slide 18 - Diapositive

Drie lastige gevallen
  1. je = onbep.vnw als het men betekent
  2. wat = onbep.vnw als het iets betekent
  3.  het  = onbep.vnw als het tijd, sfeer of weer aangeeft.

Slide 19 - Diapositive

Drie lastige gevallen
  1. je = onbep.vnw als het men betekent
  2. wat = onbep.vnw als het iets betekent
  3.  het  = onbep.vnw als het tijd, sfeer of weer aangeeft.
Bedenk een zin met dit woord als onbep. vnw.:
Rij 1: je
Rij 2: wat
Rij 3: het

Slide 20 - Diapositive

Drie lastige gevallen
  1. je = onbep.vnw als het men betekent
  2. wat = onbep.vnw als het iets betekent
  3.  het  = onbep.vnw als het tijd, sfeer of weer aangeeft.
1. Dit kruispunt is gevaarlijk, je moet hier goed uitkijken!
2. Ik heb wat meegenomen voor bij de koffie.
3. Het wordt al laat. Ik ga naar huis. Volgens de app gaat het zo regenen.

Slide 21 - Diapositive

samen oefenen
Hij vraagt al drie keer wie alle koekjes op heeft gegeten.

(Overzicht in de brug blz. 268-271)

Slide 22 - Diapositive

Oefenen
Hij vraagt al drie keer wie alle koekje op heeft gegeten.

  • Hij: p. vnw.
  • drie: bep. hoofdtelw.
  • wie: vr. vnw.
  • alle: onb. htw.

Slide 23 - Diapositive

Wederkerig voornaamwoord en wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord:
Daarvan hebben we er maar één: 'elkaar' (of elkander/ mekaar)

Wederkerend voornaamwoord:
Als een werkwoord terug verwijst naar het onderwerp:
Ik vergis me, hij realiseert zich, jullie scheren je. etc

Slide 24 - Diapositive

Boekopdracht recensie 
Wat is eigenlijk een recensie?




Slide 25 - Diapositive

Boekopdracht recensie 
Een schoolkrant met een boekenbijlage, waarin jeugdboeken worden gerecenseerd.
  • 350-500 woorden
  • Duidelijk maken over welk boek je recensie gaat
  • Vertel kort het plot, zonder afloop (geen spoilers!)
  • Een duidelijk oordeel (het 'standpunt')
  • Je gebruikt de structuur uit het bouwplan en levert je bouwplan ook in
  • Het middenstuk heeft minstens drie argumenten die het standpunt ondersteunen
  • Je kent het boek een aantal sterren toe (van de vijf)
  • Je voegt bij de recensie een afbeelding van het boek
  • Je recensie is vormgegeven als een krantenartikel
  • Je recensie is – uiteraard – in foutloos en goedlopend Nederlands geschreven.


Slide 26 - Diapositive

En verder...
  • De inleverdatum volgt nog.
  • De opdracht staat in teams, met een boekenlijst. Dit zijn tips, eigen keus mag ook.
  • Leg je keuze voor aan de docent.
  • Er komt minstens één les om te werken aan je tekst.

Slide 27 - Diapositive

Oefenen
H3 Grammatica woordsoorten blz. 100, 101
Maak opdr. 2 en opdr. 5. 
- Recensieopdracht en boekenlijst al doorgelezen? Zo niet> kijk in teams. 
- Al een boek gekozen? Hoe en waar ga je zoeken?
Geef uiterlijk morgen je boektitel op in het bestandje in teams!


Slide 28 - Diapositive

Boekentip 
Quotum
Anna Woltz


Avontuur
Dystopie 
Politiek / complottheorieën 
 


Slide 29 - Diapositive

Boekentip 
Honderd uur nacht
 Anna Woltz

Van huis weglopen
New York
Smetvrees
Cyber

Slide 30 - Diapositive