Nederlands Woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

GRAMATICA:

WOORDSOORTEN

Zelfstandig Naamwoord

• Concreet zelfstandig naamwoord
• Abstract zelfstandig naamwoord
• Eigennaam

Lidwoord

• 3 soorten
• Bepaald lidwoord
• Onbepaald lidwoord

Werkwoord

• Zelfstandige werkwoorden
• Hulpwerkwoorden

Bijvoeglijk naamwoord

• Vertelt wat over een zelfstandig naamwoord waar het bij hoort
• Stofflijk bijvoeglijk naamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

• Wijst iets aan
• Deze, die, dit, dat, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), dezelfde, hetzelfde, zelf

Vragend voornaamwoord

• Geeft een vraag aan
• Wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Voorzetsel

• Plaats/Tijd/Reden/oorzaak
• Tegen, onder, over, naast, voor, achter, langs, uit, van, op , via, in ,door, aan, tegenover, tussen, boven, bij, van, in, op, bij, tijdens, voor, na, door, dankzij, sinds/sedert, te, ter

Wat is/zijn de hulpwerkwoorden in deze zin:
Ik ben gisteren wezen zwemmen

1. Ben ,gisteren
2. Ben, zwemmen
3. Ben, wezen, zwemmen
4. Ben, wezen

In welk antwoord staan goede voorzetsels?

1. Op, in, achter, soms
2. Boven, onder, naast, in
3. Achter , voor, lamp
4. Boven, achter, voor, naast