Toets M3

Welkom M3
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom M3

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan wij doen?


Wij gaan Paragraaf 1&3 samenvatten
Proeftoets vervalt

Slide 2 - Diapositive

Waar gaat dit over?


Paragraaf 1 & 3 van HFSK 2
(Industrialisatie van NL, leef/werkomstandigheden, rechten arbeiders/vrouwen, alg. kiesrecht etc.)

Slide 3 - Diapositive

Hoelang gaan wij samenvatten?


Ongeveer 20 minuten


Slide 4 - Diapositive

Hoe gaan wij dit samenvatten?


Via LessonUp
Camera aan
Audio uit
Na elke vraag kort nabespreken > ik deel ook mijn scherm

Slide 5 - Diapositive

Hoe ziet het eruit?


Een combinatie van open/gesloten vragen
Quizvragen 30 seconden
Open vragen: +- 1 minuut

Rapportage > Classroom

Slide 6 - Diapositive



Laatste tip:





Lees de vragen goed!

Slide 7 - Diapositive

Vragen?


Laten wij beginnen!
Nogmaals, ik deel ook mijn scherm

Slide 8 - Diapositive

Uit welke landen bestond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1840)?
A
Nederland en NL-Indië
B
Nederland, België en Luxemburg
C
Nederland, België, Luxemburg en NL-Indië
D
Nederland en België

Slide 9 - Quiz

Wat is een correcte omschrijving voor het begrip Industriële Revolutie?
A
De Revolutie die in Frankrijk begon en in de rest van Europa werd voortgezet
B
De digitale Revolutie die in Europa begon vanaf de 19de eeuw
C
De slechte arbeidsomstandigheden en andere misstanden die in de 18de en 19de eeuw veel voorkwam
D
De grote verandering in de 18de en 19de eeuw in West-Europa door de komst van fabrieken en nieuwe vervoersmiddelen

Slide 10 - Quiz

In welk gebied in Nederland stonden de eerste fabrieken?
A
Twente
B
Utrecht
C
Den Haag
D
Zaanstreek

Slide 11 - Quiz

Noem twee redenen op waarom de Industrialisatie in Nederland zo langzaam verliep.

Slide 12 - Question ouverte

In de 19de eeuw werd de infrastructuur van Nederland verbeterd. Wat word hiermee bedoeld?
A
De fabrieken werden groter waardoor de productie enorm toe kon nemen
B
De verhoudingen met Engeland en andere landen werden flink verbeterd wat leid tot een grotere afzetmarkt
C
Wegen, spoorlijnen, waterwegen en andere verbindingen in een gebied
D
De verwoesting van alle oude wegen en bruggen in Nederland

Slide 13 - Quiz

Tot de 19de eeuw werden er zeilschepen gebruikt. Door de Industriele Revolutie werd een nieuw soort boot uitgevonden die veel sneller kon varen. Welke was dit?
A
De Catamaran
B
De Speedboot
C
De Kruiser
D
De Stoomboot

Slide 14 - Quiz

In 1839 werd de eerste spoorlijn in Nederland aangelegd. Welke 2 steden werd met elkaar verbonden?
A
Amsterdam-Haarlem
B
Utrecht-Arnhem
C
Amsterdam-Utrecht
D
Arnhem-Enschede

Slide 15 - Quiz

Waarom was het onveilig om in de 19de eeuw in een fabriek te werken? Geef een voorbeeld

Slide 16 - Question ouverte

De fabrieksbazen van de 19de eeuw hadden heel veel macht. Wat was hun belangrijkste doel?
A
Zoveel mogelijk winst maken
B
De socialisten die voor de arbeiders opkwamen bestrijden
C
De arbeiders uitbuiten
D
De arbeiders van een goed leven en loon te voorzien

Slide 17 - Quiz

In de 19de eeuw durfden de arbeiders niet te demonstreren voor hun rechten. Waarom niet?
A
In die tijd werd het leger opgeroepen als er werd geprotesteerd
B
Omdat de protesten in die tijd heel gevaarlijk en dodelijk waren
C
Omdat de arbeiders hun rechten niet kenden
D
Dan werden zij ontslagen

Slide 18 - Quiz

In de 19de eeuw vond er een grote verhuizing plaats: veel boeren verhuisden vanuit het platteland naar de stad. Wat was een oorzaak van deze verhuizing?
A
Boeren waren het leven op het platteland zat
B
De verbetering van landbouwtechnieken
C
Het leven in de stad was veel beter dan op het platteland
D
De groei van de bevolking

Slide 19 - Quiz

Het was niet fijn om in de 19de eeuw te wonen in een arbeidersgezin. Noem 2 kenmerken waarom dit zo onprettig was.

Slide 20 - Question ouverte

In de 19de eeuw werden vakbonden opgericht. Wat was hun doel?
A
Een communistische revolutie starten
B
Een klasseloze maatschappij invoeren
C
Opkomen voor de rechten van arbeiders
D
Opkomen voor de rechten van werkgevers

Slide 21 - Quiz

Waarom vonden de socialisten de opkomst van vakbonden een goed idee?
A
Omdat de socialisten nu rustig achterover konden zitten, de vakbonden losten alles toch wel op
B
Omdat de vakbonden ervoor zorgden dat al hun leden op socialisten zouden stemmen
C
Omdat zij hetzelfde doel voor ogen hadden: opkomen voor arbeiders
D
Omdat de vakbonden een gevaar vormden voor de fabrieksbazen

Slide 22 - Quiz

In de 19de eeuw kwamen de confessionelen op. Wie waren dit?
A
Dit waren neoliberalen
B
Dit waren mensen die vonden dat het geloof ten koste van alles voorging
C
Dit waren arbeiders die niet meer geloofden in de socialistische ideeën
D
Dit waren arbeiders die vonden dat de fabrieksbazen nog altijd teveel macht hadden

Slide 23 - Quiz

Ondanks de verschillen tussen confessionelen en socialisten hadden zij een gezamenlijk doel. Welk doel hadden zij?

Slide 24 - Question ouverte

In 1901 werd bepaald dat elk kind in Nederland tussen de 6 en 12 jaar naar school moet. Wat was de naam van die wet?
A
De Arbeidswet
B
Het Kinderwetje van Van Houten
C
De Leerplichtwet
D
De Mammoetwet

Slide 25 - Quiz

In 1889 werd de Arbeidswet ingevoerd. Welke gevolgen had dit?
A
Arbeiders en hun gezinnen hadden nu recht op vakantie naar het buitenland
B
De arbeiders hoefden nu niet meer te luisteren naar de fabrieksbaas en mochten doen wat zij willen
C
De fabrieksbazen moesten veel van hun winst teruggeven aan arbeiders
D
Werkgevers werden nu strenger gecontroleerd door de overheid

Slide 26 - Quiz

In het begin van de 20ste eeuw had je in Nederland nog geen algemeen kiesrecht. Wat betekend dit?
A
Dat alle volwassen mannen en vrouwen mogen stemmen
B
Dat alle volwassen mannen mogen stemmen
C
Dat alle rijk volwassen mannen mogen stemmen
D
Dat iedereen, jong of oud mag stemmen

Slide 27 - Quiz

Eind 19de eeuw kwamen de feministen op. Vertel in eigen woorden wat hun belangrijkste doel was.

Slide 28 - Question ouverte

Klaar
Ga verder met de Memo opdrachten
HFSK 2 > par. 3 + test jezelf

Slide 29 - Diapositive