Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Hfst 3 Planten en dieren
3.1 Organismen in hun omgeving
3.2 Planten
3.3 Energierijke stoffen
3.4 Voedselrelaties les 1
3.5 Kringlopen
Slide 1 - Diapositive
Begintaak
Schrijf in je schrift of boek 3 biotische factoren en 3 abiotische factoren
Slide 2 - Diapositive
(a)biotische factoren
(a)biotische factoren zijn van invloed op organismen
biotisch leeft, a-biotisch niet!
Slide 3 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt uitleggen waaruit een ecosysteem bestaat
Je kunt voedselrelaties noteren in een voedselketen en in een voedselweb
Je kunt een voedselpiramide tekenen en de vorm verklaren
Je kunt uitleggen waardoor er energie uit een voedselketen verdwijnt
Slide 4 - Diapositive
Ecosysteem
Een ecosysteem zijn alle abiotische en biotische factoren in een bepaald gebied.
Slide 5 - Diapositive
Van groot naar klein
Levensgemeenschap: alle organismen in een bepaald gebied.
Populatie: alle dieren van hetzelfde soort in 1 bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.
Individu: 1 organisme van eenpopulatie.
Slide 6 - Diapositive
Voedselrelaties
Biotische factor
Rij organismen (schakels) die elkaar
opeten = voedselketen.
Begin altijd met een producent.
Een aantal voedselketens die met
elkaar verbonden zijn = voedselweb.
Slide 7 - Diapositive
Hoe worden voedselrelaties genoteerd?
Voedselrelatie = wie eet wie
Een rijtje met organismen die elkaar eten heet een voedselketen.
--> = wordt gegeten door
Slide 8 - Diapositive
Schakels
De krop sla is 1 schakel.
Uit hoeveel schakels bestaat de voedselketen hiernaast?
Een voedselketen begint met een producent
Slide 9 - Diapositive
Hiernaast zie je een voedselweb. Een voedselweb bestaat uit meerdere voedselketens. Schrijf een voedselketen van vijf schakels op.
Slide 10 - Question ouverte
De pijl in een voedselketen/-web betekent.......
A
"heeft gegeten"
B
"gaat eten"
C
"eet"
D
"wordt gegeten door"
Slide 11 - Quiz
Na het paren vouwt het vrouwtje van de girafkever het ei een blad. Wanneer de larve uit het ei komt, voedt deze zich met het blad. Daarna voeden ze zich met de wortels van dezelfde plant. De larven zijn een prooi voor vogels die de larven uit de grond pikken. --> Maak een voedselketen aan de hand van deze beschrijving.