Formuleren - Verwijswoorden (2)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Verwijswoorden

Leerdoelen

Je leert verwijswoorden op een goede manier gebruiken.

jou - jouw

me - mij - mijn

je - jou - jouw

Bezit

Als er een bezit achter staat, gebruik je mijn-jouw-je

In dat lokaal ligt mijn jas.

Wat is jouw mening over de nieuwe auto?

Misschien moet hij je broer even bellen.

Geen bezit

Als er geen  bezit achter staat, gebruik je mij-me-jou-je

Waarom luistert niemand naar mij?

Gisteren vroeg Ilse me om advies.

De docent gaf jou de toets terug.

Wil je die schoenen even aangeven?

jou-jouw

Dit zijn ... schoenen.

Die schoenen zijn van ....

me-mijn

Dat is ... scooter.

Aan de slag

Hoofdstuk 4 - Formuleren

Verwijswoorden (2)