Verwijswoorden jouw/jou mijn/me

Hoofdstuk 4
Basis : Verwijswoorden
Kader: meewerkend voorwerp
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4
Basis : Verwijswoorden
Kader: meewerkend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Planning
* Kader starten met afmaken les over feiten, meningen en argumenten.
* Basis uitleg verwijswoorden --> zelf aan de slag
* Kader uitleg meewerkend voorwerp. 


Slide 2 - Diapositive

Verwijswoorden
Mij/Mijn/Me
Je/Jou/Jouw

Slide 3 - Diapositive

Doel


Je kan de woorden jouw - jou en 
mijn - me goed gebruiken in de zin. 

Slide 4 - Diapositive

Verwijswoorden
De verwijswoorden me, mij en mijn lijken erg op elkaar. Je kunt ze daarom ook heel gemakkelijk verkeerd gebruiken. 
Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.

Slide 5 - Diapositive

Regels mijn/jouw/je
Je gebruikt
mijn  >  als er een bezit achter staat  > Dit is de fiets van mijn zus
jouw > als er een bezit achter staat > Jouw score is hoger.
je > als er een bezit achter staat > Moet hij je baas bellen?

Slide 6 - Diapositive

Regels mij/me/jou/je
Je gebruikt:
mij  > als er geen bezit achter staat > Waarom luistert niemand
                                                                              naar mij?
me > als er geen bezit achter staat > Bel je me?
jou > als er geen bezit achter staat > Dit cadeau kreeg ik van jou.
je > als er geen bezit achter staat > Wil je die schoen even
                                                                          aangeven?

Slide 7 - Diapositive

Dat woordenboek is niet van JOU.
A
geen bezit erachter
B
wel bezit erachter

Slide 8 - Quiz

Ik heb MIJN bus gemist.
A
geen bezit erachter
B
wel bezit erachter

Slide 9 - Quiz

MIJN moeder kan net zo lekker koken als die van JOU.
A
mijn + jou = geen bezit erachter
B
mijn = wel bezit erachter jou = niet
C
mijn = geen bezit erachter jou = wel
D
mijn + jou = wel bezit erachter

Slide 10 - Quiz

OPDRACHT
Kies steeds het juiste woord in de zin.

Slide 11 - Diapositive

Dat konijn van ... is het liefste dat ik ooit heb gezien.
A
jou
B
jouw

Slide 12 - Quiz

Gelukkig kan ik altijd op ... rekenen.
A
jou
B
jouw

Slide 13 - Quiz

Wil je ... kleren even opruimen?
A
jou
B
jouw

Slide 14 - Quiz

... hondje heeft een tekenbeet.
A
Me
B
Mijn

Slide 15 - Quiz

OPDRACHT
Maak een zin met de woorden die gegeven worden. Je mag ook woorden toevoegen.

Slide 16 - Diapositive

Maak een zin met:
mij - mijn - broer - bioscoop

Slide 17 - Question ouverte

Lesdoel behaald?
Wat heb je nu geleerd?

Slide 18 - Diapositive

Wanneer schrijf je "me"?

Slide 19 - Question ouverte

Wanneer schrijf je "jouw"?

Slide 20 - Question ouverte

Aan de slag
Hoofdstuk 4
Taalverzorging - verwijswoorden

minimaal 60% scoren

Slide 21 - Diapositive