Ik kon de inhoud van de presentatie goed begrijpen.
De presentatie heeft een duidelijke driedeling.
De woorden passen bij de doelgroep.
De presentatie was duidelijk te verstaan.
De presentator maakt goed oogcontact.
(allemaal 1= niet tot 5= heel goed)
"Wil je mij vertellen wat ik beter kan doen?"
"Heb je een tip voor mij hoe ik dat kan doen?"