taal thema 6 les 10

Taal thema 6 les 10
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Taal thema 6 les 10

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Feilloos
A
Met fouten.
B
Zonder gevoel.
C
Met gevoel.
D
Zonder fouten.

Slide 3 - Quiz

Zij ... mevrouw Julia.
(heten)

Slide 4 - Question ouverte


De houding.
A
De manier waarop je je gedraagt tegenover iemand anders.
B
De manier waarop je je kijkt naar iemand anders.
C
Je inleven in iemand anders.
D
Iets waar je je aan vast kunt houden.

Slide 5 - Quiz


Laten we maar gauw gaan zegt mama.

Slide 6 - Question ouverte

Eerlijk duurt het langst.
A
Iemand hoeft maar een beetje te horen om te snappen wat er wordt bedoeld.
B
Eerlijk zijn levert uiteindelijk het meeste op.

Slide 7 - Quiz

Haar hond Fik ... aan haar voeten te slapen.
(liggen)

Slide 8 - Question ouverte


Vertwijfeld
A
Het begrijpen.
B
Zonder gevoel.
C
Wanhopig.
D
In vergelijking met iets anders.

Slide 9 - Quiz


Dat weet ik wel zeker lacht Fleur.

Slide 10 - Question ouverte

Betrekkelijk
A
In vergelijking met iets anders.
B
Het kijken.
C
Het begrijpen.
D
De manier waarop je je gedraagt.

Slide 11 - Quiz

Hij ... zo zes boterhammen.
(verslinden)

Slide 12 - Question ouverte

Ben je naar de kapper geweest vraagt Julia.

Slide 13 - Question ouverte


De blik
A
Geeft een tegenstelling aan.
B
Het begrijpen.
C
Zonder fouten.
D
Het kijken.

Slide 14 - Quiz


Alhoewel
A
iemand hoeft maar een beetje te horen om te begrijpen wat er bedoelt wordt.
B
Geeft een tegenstelling aan.
C
In vergelijking met.
D
De manier waarop je je gedraagt.

Slide 15 - Quiz


Fleur plaagt me fluistert Daniël.

Slide 16 - Question ouverte

Ze ... uren in haar stoel te lezen.
(zitten)

Slide 17 - Question ouverte

Wat doe je dan vraagt Lucy.

Slide 18 - Question ouverte

Ze ... altijd tegen het het raam naar Hans.
(tikken)

Slide 19 - Question ouverte

Welk onderdeel vind je nog moeilijk
A
Persoonsvorm eindigt met d, t, dt
B
Aanhalingstekens
C
Themawoorden

Slide 20 - Quiz