4H Ontkenning

4H Ontkenning
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

4H Ontkenning

Slide 1 - Diapositive

In welke zin staat een correcte ontkenning in het Frans?
A
Il n'aime les glaces.
B
Elle ne adore pas les glaces.
C
Je déteste pas les frites.
D
Je ne mange pas des frites.

Slide 2 - Quiz

Twee delen
De ontkenning bestaat in het Frans altijd uit twee delen.
Het eerste deel is ne
Het tweede deel bepaalt de betekenis van de ontkenning

Deze betekenisvormen moet je leren (stampen zoals woordjes)

Slide 3 - Diapositive

ne ... pas
ne ... plus
ne ... jamais
ne ... rien
ne ... pas encore
ne ... pas non plus
ne ... aucun(e)
ne ... guère
ne ... personne
ne ... nulle part
ne ... pas du tout
ne ... ni ... ni
ne ... que


niet
niet meer
nooit
niets
nog niet
ook niet
geen enkel
nauwelijks
niemand
nergens
helemaal niet
noch ... noch
alleen maar / slechts

Slide 4 - Diapositive

Wat is de ontkenning in het Frans voor "nooit"
A
ne ... personne
B
ne... plus
C
ne... jamais
D
ne ... rien

Slide 5 - Quiz

Wat is de ontkenning in het Frans voor "niet meer"
A
ne ... personne
B
ne... plus
C
ne... jamais
D
ne ... rien

Slide 6 - Quiz

Wat is de ontkenning in het Frans voor "niets"
A
ne ... personne
B
ne... plus
C
ne... jamais
D
ne ... rien

Slide 7 - Quiz

Regels
1. Ne komt vóór de persoonsvorm (eerste ww in de zin), het tweede deel erachter. Hamburger!
2. In spreektaal wordt ne soms weggelaten. In schrijftaal kan dit niet
3. Voor een klinker/stomme h verandert ne in n'
4. Na een ontkenning veranderen het delend lidwoord en het onbepaald lidwoord in de/d'

Slide 8 - Diapositive

Regels
1. Ne komt voor de persoonsvorm (eerste ww in de zin), het tweede deel erachter
2. In spreektaal wordt ne soms weggelaten. In schrijftaal kan dit niet
3. Voor een klinker/stomme h verandert ne in n'
4. Na een ontkenning veranderen het delend lidwoord en het onbepaald lidwoord in de/d'

Delend lidwoord: du / de la / des      Tu as de la fièvre ? Non , je n'ai pas de fièvre.
Onbepaald lidwoord: un / une     Tu veux encore un glace ? Non, je ne veux plus de glace.

Slide 9 - Diapositive

In het Frans staat de ontkenning om de ...
A
persoonsvorm
B
zin
C
werkwoorden
D
zelfstandige naamwoorden

Slide 10 - Quiz

waarmee moet je de franse ontkenning mee vergelijken?
A
een frikandel
B
een hamburger
C
een kroket
D
een loempia

Slide 11 - Quiz

Welke zin is op de juiste manier ontkennend gemaakt in het Frans?
A
Ce ne est pas simple
B
C'nest pas simple
C
C'est ne pas simple
D
Ce n'est pas simple

Slide 12 - Quiz

Wat moet er op de open plek staan en waarom?
- Je ne mange pas ____ viande
A
de la, wanneer je in het Nederlands geen lidwoord krijgt krijg je in het Frans een delend lidwoord
B
de, want na een ontkenning krijg je 'de' in plaats van een delend lidwoord
C
Niks, want na een ontkenning krijg je geen lidwoord
D
La, want na het werkwoord manger krijg je altijd een bepaald lidwoord

Slide 13 - Quiz

Wat moet er op de open plek staan en waarom?
- Je n'adore pas _____ frites!
A
des, wanneer je in het Nederlands geen lidwoord krijgt krijg je in het Frans een delend lidwoord
B
Les, want na het werkwoord adorer krijg je altijd een bepaald lidwoord, zelfs na een ontkenning
C
Niks, want na een ontkenning krijg je geen lidwoord
D
de, want na een ontkenning krijg je 'de' in plaats van een delend lidwoord

Slide 14 - Quiz

Bijzonderheden ontkenning
1. Bij 'niemand' (= ne personne) en 'nergens' (= ne nulle part) komt het tweede deel van de ontkenning na het hele gezegde
Je n'ai vu personne.
Je ne veux aller nulle part.

2. De ontkenning 'helemaal niet' (= ne pas du tout) kun je meestal op twee manieren maken
Il n'a pas du tout de voix.
Il n'a pas de voix du tout.

Slide 15 - Diapositive

Bijzonderheden ontkenning
3. Als de 'niets' (ne rien) of 'niemand' (ne personne) het onderwerp van de zin zijn, krijg je eerst het tweede deel van de ontkenning (rien of personne) en daarna pas ne.

Personne n'a vu Louise. = Niemand heeft Louise gezien.
Rien ne m'intéresse = Niets interesseert mij.

Slide 16 - Diapositive


Schrijf 2 ontkennende Franse zinnen over jezelf : iets wat waar is en iets wat niet waar is. Wij gaan daarna raden welke wij denken dat juist of niet juist is.

Slide 17 - Question ouverte

Ex. 11B en 11C
Klaar?
Laat jouw opdrachten door mij nakijken

Goedgekeurd? Werk verder aan het script voor de vlog of ga opnemen ergens in school. Laat aan het einde zien wat je hebt.

Slide 18 - Diapositive

Hoe vraag je aan iemand: Ben je het ermee eens?

Slide 19 - Question ouverte

Hoe zeg je tegen iemand: Je hebt echt ongelijk.

Slide 20 - Question ouverte

Hoe zeg je: Ik heb absoluut gelijk!

Slide 21 - Question ouverte

Geef van de volgende uitdrukkingen aan of ze een positieve of negatieve betekenis hebben

Slide 22 - Diapositive

C'est nul!
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

C'est incroyable!
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

C'est génial!
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

Ce n'est pas mon truc...
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

Qu'est-ce que vous en pensez du foot?
J'aime ça!
Ce n'est pas mon truc

Slide 27 - Sondage

Qu'est-ce que vous en pensez d'un parc d'attractions?
J'aime ça!
Ce n'est pas mon truc

Slide 28 - Sondage

Qu'est-ce que tu aimes ?

Slide 29 - Question ouverte

Qu'est-ce que tu détestes ?

Slide 30 - Question ouverte

Programme
Ex. 2 en 3 op blz. 8-9
Bespreken ex. 2 blz 5, ex. 1 blz. 7

Slide 31 - Diapositive