Meervoud / plural

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Doel:
Na deze les weet ik hoe ik in het Engels woorden in het meervoud moet zetten.
Ook weet ik wat de uitzonderingen zijn.
BAMMMMMM!

Slide 2 - Diapositive

Meervoud in het Engels
Als je het over meer hebt dan één, dan voeg je bij de meeste woorden een -s toe:
(geen `s)

one boy two boys
one dog two dogs
one apple two apples

Slide 3 - Diapositive

LET OP!
Bij meervoud GEEN 's!

Slide 4 - Diapositive

Zet teacher
in het meervoud.

Slide 5 - Question ouverte

Hoe zou je het woord 'PHOTO'
in de meervoudsvorm zetten?

Slide 6 - Question ouverte

En het woord 'LADY'?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

En hoe zou je 'BRUSH' in het meervoud zetten?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Hoe zou je het woord 'KNIFE' in het meervoud zetten?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord TREE
A
trees
B
tree's

Slide 15 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord SUNFLOWER
A
sunflower's
B
sunflowers

Slide 16 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord BUTTERFLY
A
butterflys
B
butterflies

Slide 17 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord CHILD
A
children
B
childs

Slide 18 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord FOX
A
foxs
B
foxes

Slide 19 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord BABY
A
baby's
B
babies

Slide 20 - Quiz

Geef de juiste meervoudsvorm
van het woord FIREMAN
A
firemans
B
firemen

Slide 21 - Quiz

Extra oefenen met 
meervoud?



Slide 22 - Diapositive

snap je meervoud?
A
ja
B
nee
C
een bietje
D
wasda meervoud?

Slide 23 - Quiz