De Bedrijven - Paragraaf 1.1 en 1.2

Wat gebeurt er met de collectieve vraaglijn
als het aantal kopers daalt?
A
Er vindt een verschuiving over de vraaglijn plaats
B
De vraaglijn verschuift evenwijdig naar links
C
De vraaglijn verschuift evenwijdig naar rechts
1 / 12
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat gebeurt er met de collectieve vraaglijn
als het aantal kopers daalt?
A
Er vindt een verschuiving over de vraaglijn plaats
B
De vraaglijn verschuift evenwijdig naar links
C
De vraaglijn verschuift evenwijdig naar rechts

Slide 1 - Quiz

De vraaglijn is een overzicht van ...
A
De betalingsbereidheid
B
Consumentvertrouwen
C
De kosten
D
De leveringsbereidheid

Slide 2 - Quiz

Een vraaglijn heeft een positief verband.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Waar zie je de vraaglijn?
A
B

Slide 4 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een vraaglijn?
A
Q = -2p + 100
B
Q = 3p - 85

Slide 5 - Quiz


Wat gebeurt hier?
A
Het aantal vragers neemt toe en daarom ook de vraag.
B
Het inkomen neemt toe en daarom ook de vraag.
C
Easyblue wordt populairder en daarom stijgt de vraag.
D
De prijs daalt en daarom stijgt de vraag.

Slide 6 - Quiz

Waarom verandert de vraag naar Pepsi Cola?
A
Het inkomen stijgt.
B
Het aantal vragers stijgt.
C
Pepsi-Cola wordt goedkoper.
D
Coca-Cola wordt duurder.

Slide 7 - Quiz

De vraaglijn verschuift naar links, dit kan komen door:
A
B
Het budget van de vragers neemt af.
C
D
Er komen meer inwoners in het land.

Slide 8 - Quiz

De prijselasticiteit van de vraag is -0,6.
Is deze vraag elastisch of inelastisch?
A
Elastisch
B
Inelastisch

Slide 9 - Quiz

De prijselasticiteit van de vraag naar een goed is -0,5. Dit betekent dat...
A
als de prijs 10% daalt, de vraag 50% stijgt
B
als de prijs 10% stijgt, de vraag 5% stijgt
C
als de prijs 10% daalt, de vraag 5% stijgt
D
als de vraag 10% moet stijgen, de prijs 5% moet dalen

Slide 10 - Quiz

Stel dat de prijs van een product daalt met 2%. De afzet stijgt met 4%. Bereken de prijselasticiteit van de vraag (Ev).
A
Ev = 4/-2 = -2
B
Ev = -4/2 = -2
C
Ev = 2/-4 = -0,5
D
Ev = -2/4 = -0,5

Slide 11 - Quiz

Als de prijselasticiteit van de vraag naar benzine elastisch is dan...
A
leidt een prijsdaling tot een stijging van de omzet
B
leidt een prijsdaling tot een daling van de omzet
C
leidt een prijsstijging tot een stijging van de omzet

Slide 12 - Quiz