PSY-A Herhaling H6

Rachael Demir-Mutlu
PSY-A Periode 4
HERHALING periode 3 - H6: Het kind en de groep
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Rachael Demir-Mutlu
PSY-A Periode 4
HERHALING periode 3 - H6: Het kind en de groep

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Herhaling H6: Het kind en de groep (sociaal emotionele ontwikkeling)

Slide 2 - Diapositive

Okay....... overhoring!!!

Slide 3 - Diapositive

Periode 3: Sociaal emotionele ontwikkeling
Hoofdstuk 6: Het kind en de groep

Slide 4 - Diapositive

2

Slide 5 - Vidéo

00:38
Noteer gedetailleerd wat je allemaal in het filmpje ziet.

Slide 6 - Question ouverte

02:47
Welk ontwikkelingsgebied komt duidelijk naar voren uit dit filmpje?
A
Lichamelijke ontwikkelingsgebied
B
Cognitieve ontwikkelingsgebied
C
Sociaal-emotionele ontwikkelingsgebied
D
Seksuele ontwikkelingsgebied

Slide 7 - Quiz

Beschrijf in eigen woorden wat jij verstaat onder "sociaal-emotionele ontwikkeling"

Slide 8 - Question ouverte

Kinderen maken een ontwikkeling door in hun spel. Hoe noemen we dit?

Slide 9 - Question ouverte

Noem 2 belangrijke informatiebronnen waardoor een jonge baby zijn moeder en vader herkent.

Slide 10 - Question ouverte

Een andere manier waarop baby's contact zoeken met mensen uit de omgeving is door het nadoen van anderen. Welk begrip wordt in het boek gebruikt voor 'nadoen' (vaktaal)
A
Na-apen
B
Namaken
C
Overdoen
D
Imiteren

Slide 11 - Quiz

1

Slide 12 - Vidéo

01:39
Hoe noemen we deze test?

Slide 13 - Question ouverte

Een peuter zegt: "ikke doen", "ik wil dat niet" en "ik ga niet mee".

Hoe noemen we deze fase?
A
2 = NEE
B
Koppigheidsfase
C
Asociaal
D
Deze fase bestaat niet

Slide 14 - Quiz

Wanneer is de koppigheidsfase afgelopen?
A
rond de eerste levensjaar
B
rond het eind van de peuterfase
C
rond het eind van de kleuterfase
D
rond het begin van de peuterfase.

Slide 15 - Quiz

Centrum van de wereld
Kinderen in de peuterleeftijd kunnen zich nog niet goed inleven in een ander persoon. Het kan voorkomen dat je in de kring zit en een peuter vertelt over zijn konijn dat is doodgegaan. Vervolgens roept een andere peuter uit het niets dat zijn opa ook dood is. Hierop reageren drie andere kinderen die ook door de kring beginnen te roepen over een dood huisdier.

Peuters zien zichzelf nog als het centrum van de wereld en reageren hierdoor plotseling, zonder zich in te leven in de peuter die vertelt over zijn konijn. Bekijk het filmpje in de volgende dia en beantwoord daarna de vraag.

Slide 16 - Diapositive

1

Slide 17 - Vidéo

01:32
Hoe noemen we het als een peuter zich niet in kan leven in een ander?
A
Ego
B
Egocentrisch
C
Ergonomisch
D
Egoïstisch

Slide 18 - Quiz

Rond de 6-9 jaar kan een jong schoolkind zich inleven in anderen. Hoe noemen we dit in vaktaal?

Slide 19 - Question ouverte

Hoe noemen we het als...

je jezelf herkent in een ander?
A
Emphatie
B
Egocentrisch
C
Egoisthisch
D
Identificatie

Slide 20 - Quiz

Hoe noemen we het proces waarin kinderen de sociale wereld om zich heen steeds beter begrijpen en zich aanpassen aan de groep?
A
Identificatie
B
Sociaal
C
losmakingsproces
D
Socialisatie

Slide 21 - Quiz

Geef een voorbeeld van socialisatie. denk bijv. aan voetbal, knutselclub of studeren

Slide 22 - Carte mentale

Welk antwoord geeft uitleg over het losmakingsproces

meerdere antwoorden mogelijk (kies er 1)
A
Pubers komen los van ouders/beg. willen meer zelfstandig zijn en zoeken naar eigen ID.​
B
Kan conflicten opleveren tussen ouder en kind (interesse verschilt tussen ouder en kind).​
C
Ouders bieden het kind meer ruimte en komen los van hun kind

Slide 23 - Quiz

Rond welke leeftijd begint het losmakingsproces?
A
10-16 jaar
B
12-16 jaar
C
12-18 jaar
D
13-20 jaar

Slide 24 - Quiz

Wat is een peergroup?
Noteer 2 voordelen en 2 nadelen.

Slide 25 - Question ouverte

6.3 vraag 1
Wat betekent socialisatie?

Slide 26 - Question ouverte

6.3 vraag 2
De verschillen tussen jongens en meisjes in de leeftijd van 9 tot 12 jaar worden steeds groter. Geef hier een voorbeeld van

Slide 27 - Question ouverte

Welke stelling(en) is/zijn juist?

A. Een groep mensen van ongeveer dezelfde leeftijd en gelijke interesse wordt ook wel een peergroup genoemd
B. Een jongere kan in een peergroup dingen leren waaraan hij als volwassene wat heeft
C. Deelnemen aan een peergroup draagt bij aan de ontwikkeling van je persoonlijkheid.
D. Deelname aan peergroups belemmert de zoektocht naar het eigen ik.
A
A en B zijn waar en C en D zijn niet waar
B
A, B en C zijn waar en D is niet waar
C
A en B zijn niet waar en B en C zijn waar
D
A is waar en B, C en D zijn niet waar

Slide 28 - Quiz

Wat is een voorbeeld van groepsdruk?

Slide 29 - Question ouverte

Welk soort spel hoort bij welk plaatje?
Manipulatief spel
Bewegingsspel
Rollenspel
Constructiespel

Slide 30 - Question de remorquage

Over welk soort spel gaat het?
A. Het kind loopt wat rond en kijkt. Het speelt nog niet.
B. Kinderen spelen naast elkaar, maar ieder kind gaat in op zijn eigen spel. Er is geen interactie.
A
A. Toeschouwersgedrag B. Associatief spel
B
A. Parallel spel B. Solitair spel
C
A. Ongericht spel B. Toeschouwesgedrag
D
A. Ongericht spel B. Parallel spel

Slide 31 - Quiz

Over welk soort spel gaat het?
A. Rennen, springen, van glijbaan af
B. Met blokken spelen, lego, hut bouwen
C. "Vadertje en moedertje" spelen
A
A. Bewegingsspel B. Manipulerend spel C. Constructiespel
B
A. Manipulerend spel B. Bewegingsspel C. Constructiespel
C
A. Bewegingsspel B. Constructiespel C. Rollenspel
D
A. Rollenspel B. Constructiespel C Bewegingsspel

Slide 32 - Quiz

Naast elkaar spelen: 2-4 jaar
In de peutertijd zie je een aantal fasen in de spelontwikkeling. Deze fasen volgen meestal na elkaar. De volgorde van spelontwikkeling bij een peuter is: 
  • ongericht spel
  • toeschouwersgedrag
  • solitair spel
  • parallel spel
  • associatief spel.

Slide 33 - Diapositive

Welke uitleg hoort bij welk spel?
Ongericht spel:
Toeschouwersgedrag
Solitair spel
Parallel spel
Associatief spel
kind loopt rond en kijkt - speelt nog niet (2 jaar)
intensief kijken naar spelende kinderen
kind speelt alleen, druk met spelmateriaal
kinderen spelen naast elkaar/niet met elkaar (3 - 4 jaar)
kinderen spelen met materiaal een eigen spel, imiteren en vullen elkaar aan.

Slide 34 - Question de remorquage

Vul in.
Het spelen van een rollenspel wordt ook wel .............. of "doen alsof spel" genoemd.
A
Rollenspel
B
Symbolisch spel
C
Manipulatief spel
D
Associatief spel

Slide 35 - Quiz

Geef twee voorbeelden van constructiespellen.

Slide 36 - Question ouverte

Vanaf welke leeftijd wordt volgens een kind "spelen kinderachtig"?
A
6-8 jaar
B
9-10 jaar
C
10-12 jaar
D
9-12 jaar

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive