Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
H1 Krachten gebruiken - 1.4 Druk.
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop (optioneel)
LessonUp:
JA!!!
Telefoons niet in gebruik/zichtbaar
Slide 1 - Diapositive
Bespreken
1. Oefenopdrachten bespreken
2. Verbeter gemaakt werk als nodig is
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Wie oefent de meeste druk uit?
Angelina Jolie
of
Olifant
Slide 3 - Diapositive
Leerdoelen 1.4
ik kan uitleggen wat druk is.
ik weet de eenheid van druk en kan deze ook omrekenen naar andere eenheden
ik weet wat de formule van druk is.
Ik kan de formule van druk toepassen.
ik weet welke evenredigheid er tussen druk en oppervlakte is.
Vaardigheden:
ik kan eenheden omrekenen
ik kan formules omschrijven.
Slide 4 - Diapositive
Blok A en Blok B hebben dezelfde massa. Beredeneer welk blok de grootste druk uitoefent?
Slide 5 - Question ouverte
Bij welke spijker hoef je de minste kracht te leveren om hem in het hout te slaan.
A
B
A
Spijker A, door de punt heb je een klein oppervlakte waardoor de uitwerking van de kracht groter is.
B
Spijker A, door de punt heb je een groot oppervlak waardoor de uitwerking van de kracht kleiner is.
C
Spijker B, door de platte onderkant heb je een groot oppervlak en dus grotere uitwerking van de kracht.
D
Spijker B, door de platte onderkant heb je een klein oppervlak en dus een grotere uitwerking van de kracht.
Slide 6 - Quiz
Druk
A
B
Spijker A heeft een scherpe punt, dus een klein oppervlak. Hierdoor oefent hij een grote druk uit op de plank.
Druk = Verdeling van de kracht over het oppervlakte.
Weet je nog hoe je oppervlakte berekend?
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Evenredigheid druk en oppervlakte
Tussen oppervlakte en druk bestaat een omgekeerd evenredig verband
Als het oppervlakte 2 x zo groot wordt, dan wordt de druk twee keer kleiner
Als het oppervlakte 2 x groter wordt, dan wordt de druk 2 keer kleiner.
Slide 9 - Diapositive
Eenheden druk
De standaard eenheid van druk is: N/m2
Andere eenheden van druk:
Pascal (Pa) 1 Pa = 1 N/m2
N/cm2 1 N/cm2 = 10 000 N/m2 = 10 000 PA
Slide 10 - Diapositive
Druk berekenen
p = druk in N/m2
F = kracht in N
A = oppervlakte in m2
Slide 11 - Diapositive
Hiernaast zie je een punaise. Je duwt er op met een kracht van 25 N. Het oppervlakte is 0,021 cm2. Om de druk te berekenen gebruik je de formule p = F / A. Bereken hoe groot de druk is in de punt van de punaise.
Slide 12 - Question ouverte
Bereken: wie oefent de meeste druk uit? Angelina Jolie of Olifant