Nederlands evaluatie

WELKOM
3 Kader
Welkom

- TELEFOON IN TELEFOONTAS
- LEESBOEK UIT DE KAST PAKKEN
- SPULLEN PAKKEN: 
                                 Werkboek, iPad, planagenda & pen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

WELKOM
3 Kader
Welkom

- TELEFOON IN TELEFOONTAS
- LEESBOEK UIT DE KAST PAKKEN
- SPULLEN PAKKEN: 
                                 Werkboek, iPad, planagenda & pen

Slide 1 - Diapositive

PLANNING
Lezen
Wat hebben we allemaal geleerd
Herhaal boekje
Planning donderdag

Slide 2 - Diapositive

Wat hebben we allemaal
geleerd in de lessen?

Slide 3 - Carte mentale

Veel meer dan je denkt ;-)
* Het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst
* Tekstdoelen en teksstsoorten (activeren/instrueren/informeren/overtuigen)
* Inleiding / middenstuk / slot
* Het maken van een "werkstuk"
* Formeel / Informeel
* Letterlijk / Figuurlijk
* Vlogs
* Schrijven van een e-mail / brief

Slide 4 - Diapositive

GRAMMATICA
Open en gesloten vragen
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoorden:
sterk & zwak  -  D of T  -  Meervouden   -  
Persoonsvorm - TT en VT  -  zwakke ww  -  sterke ww
Onderwerp
Verwijswoorden
Leestekens
Verkleinwoorden

Slide 5 - Diapositive

Wat is een zelfstandig naamwoord?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Het onderwerp
B
Een dier of ding
C
Mensen, planten en namen
D
Iets wat je kan doen

Slide 6 - Quiz

Lees de zinnen. Noteer alle lidwoorden en alle zelfstandige naamwoorden.

"In India zijn achttien dode olifanten gevonden. Ze lagen dichtbij elkaar op een heuvel en in het bos daar omheen. Waarschijnlijk zijn de dieren getroffen door de bliksem".

Slide 7 - Question ouverte

Hoeveel werkwoorden staan er in de zin:
"Liesje heeft, met tegenzin, Lotje leren lopen in de Lange Lindenlaan".
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Hoe weet ik of een werkwoord geschreven wordt met D, T of DT?

Slide 9 - Question ouverte

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd
A
VAN KLANK
B
NIET VAN KLANK

Slide 10 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm? Én
Hoe vind je het onderwerp?

Slide 11 - Question ouverte

Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd
A
VAN KLANK
B
NIET VAN KLANK

Slide 12 - Quiz

WAT HEB JE GELEERD VAN DE BOEKOPDRACHT?

Slide 13 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de persoonsvorm verleden tijd
A
Als iet s NU gebeurt
B
Als iets al gebeurd is
C
Als er 2 werkwoorden in de zin staan
D
Als een persoon het onderwerp is

Slide 14 - Quiz

WELKE LEESTEKENS ZIJN ER?

Slide 15 - Carte mentale

WANNER GEBRUIK JE DE VERLENGPROEF?
A
Om het meervoud te weten
B
Voor het verkleinwoord
C
Om iets langer te maken
D
Om te weten of een woord op een D of een T eindigt

Slide 16 - Quiz

NOEM MINIMAAL 5 VERKLEINWOORDEN

Slide 17 - Question ouverte

PLANNING VANDAAG
OpOp
Wat hebben we geleerd
Lezen
10 minuten
Circa  10 minuten
Herhaalboekje
20 minuten
11:00  uur
Spullen opruimen en afsluiten (geen jas aan!)
Opdracht niet af? Dan is het huiswerk voor het KWT uur.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive