Poëzie

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Poëzie

Leerdoelen

• Je leert wat poëtisch taalgebruik is en wat de functies van poëzie zijn

Wat weet je al over poëzie?

Programma

We lezen de tekst van les 4 'Poëzie'

Maak vraag 1 t/m 5, pagina 140 oefenboek

We bespreken de antwoorden in de les

De kracht van poëzie en de evocatieve kracht van dichtregels

• Poëzie is een krachtige vorm van literatuur
• Poëzie maakt gebruik van esthetische en ritmische kwaliteiten van taal
• Dichtregels kunnen sterke emoties en beelden oproepen

Het gebruik van poëtisch taalgebruik en beeldspraak

• Poëtisch taalgebruik geeft extra lading aan de boodschap
• Beeldspraak en andere taalkundige vormen worden gebruikt
• Poëzie maakt gebruik van metaforen, vergelijkingen en symboliek

De verschillende functies van poëzie in de literatuurtheorie

• Nabootsen van de werkelijkheid (mimetische functie)
• Het leren van iets (pragmatische functie)
• Uiten van gedachten en gevoelens van de dichter (expressieve functie)
• Volledig op zichzelf staan (autonome functie)

De rol van context, presentatie en perspectief in poëzie

• De interpretatie van een gedicht ligt vaak buiten de tekst zelf
• Context, presentatie en perspectief beïnvloeden de betekenis
• Lezers moeten op zoek gaan naar de betekenis

Het lezen en schrijven van gedichten

• Vereist een speciale houding
• Kennis van de middelen van een dichter
• Gedichten vereisen interpretatie en creativiteit

Definities

• Poëzie: Een vorm van literatuur die gebruik maakt van esthetische en ritmische kwaliteiten van taal om betekenis over te brengen
• Poëtisch taalgebruik: Het gebruik van beeldspraak en andere taalkundige vormen om extra lading te geven aan een boodschap
• Functies van poëzie: De verschillende doelen die poëzie kan dienen, waaronder het nabootsen van de werkelijkheid, het leren van iets, het uiten van gedachten en gevoelens van de dichter, en het volledig op zichzelf staan
• Alliteratie: herhaling van de medeklinker (waarde en weerloos)
• Evocatief = beeldend

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.