Dinsdag 17 december

Dinsdag 17 december
We beginnen met lezen!

Daarna kijken we het huiswerk na!
We gaan verder met paragraaf 4 (verkleinwoorden) van cursus 7
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Dinsdag 17 december
We beginnen met lezen!

Daarna kijken we het huiswerk na!
We gaan verder met paragraaf 4 (verkleinwoorden) van cursus 7

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk voor dinsdag 17 december

Cursus 7, paragraaf 2; opdracht 1, 2, 3, 4, 5 en 6

LEES GOED DE OPDRACHTEN!!
HUISWERK VOOR DINSDAG 17 DECEMBER.

Slide 2 - Diapositive

Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord direct voor een zelfstandig naamwoord.

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 1
1 agressieve
2 arme
3 fameuze
4 financiële
5 Franse
6 gave
7 halve
8 knettergekke
9 redeloze
10 reële
11 vage
12 wijze

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 2
ijverige - enorme -> Zet een -e achter het woord.
dikke - domme -> Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord.
zware - goedkope->  Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord.
lieve - droeve ->Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het
   woord.
broze - dwaze ->Combineer de laatste twee manieren: haal een a, e, o of u weg, verander (een -f in een -v- of) een -s in een -z- en zet een -e achter het woord.

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 3
1 Door deze financiële ingreep is dit bedrijf een lucratieve onderneming geworden.
2 In het Nederlandse criminele circuit lopen diverse gewetenloze misdadigers rond.
3 De potentiële opvolger van de rector hield een interessant praatje over onderwijs.
4 Philips is een internationaal bedrijf met serieuze plannen om te blijven groeien.
5 Volgens mij hoort het vak van kunstschilder tot de creatieve beroepen.
6 De commerciële belangen van voetbalorganisatie FIFA zijn nadelig voor de leden.

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 4
1 De jongen speelt riddertje met een houten zwaard en een aluminium schild.
2 Op het granieten aanrecht stonden enkele gietijzeren pannen en stenen borden.
3 Boven haar stoere denim broek droeg de actrice een elegante zijden blouse.
4 Op haar werk draagt Ellen latex handschoenen, maar op de fiets naar huis leren.
5 Vroeger droeg Mariëlle overdag een nylon jurk en ’s nachts flanellen pyjama’s.
6 Bij de wedstrijden won Alex een gouden, een zilveren en een bronzen medaille.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 5
1 badstoffen – koperen – papieren – rieten - badstoffen; alleen bij dit woord wordt de medeklinker verdubbeld.
2 bamboe – canvas – houten – suède - houten; alleen bij dit woord wordt -en toegevoegd.
3 betonnen – rubber/rubberen – stoffen – wollen - rubberen; alleen bij dit woord komt geen medeklinkerverdubbeling voor.
4 aarden – linnen – pluchen – zijden - ‘linnen’ is onveranderd; bij de andere
 woorden is (alleen) een n toegevoegd.
5 chromen – glazen – leren – loden - glazen; alleen bij dit woord is een s in een z veranderd.

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 6
1. Afghanistan - Afghaans
2. Argentinië - Argentijns
3. Bulgarije - Bulgaars
4.  Chili - Chileens
5 Cyprus - Cypriotisch
6 Frankrijk - Frans
7 Griekenland - Grieks
8 Italië - Italiaans
9 Jemen - Jemenitisch
10 Oostenrijk - Oostenrijks
11 Portugal - Portugees
12 Rusland - Russisch

Slide 9 - Diapositive

Ik kan de korte en lange vorm van bijvoeglijke naamwoorden spellen
Ja, geen probleem
Nee, ik vind het ingewikkeld

Slide 10 - Sondage

Slide 11 - Lien

Verkleinwoorden

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken door er je, kje, pje, tje of etje achter te zetten: bus – busje; geheim – geheimpje; laan – laantje; wandeling – wandelingetje. Soms moet je een medeklinker verdubbelen: som – sommetje.

Slide 14 - Diapositive

Let goed op;
  • Van sommige woorden op ng maak je het verkleinwoord met je; de g wordt dan een k: haring – harinkje. Van andere woorden op ng maak je het verkleinwoord met etje: ring – ringetje.
  • Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld: pyjama – pyjamaatje; café – cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje.
  • Bij woorden op i verandert de i in ie: ski – skietje.
  • Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: baby – baby’tje; maar als er een klinker voor de y staat, komt er geen apostrof: cowboy – cowboytje.
  • Bij afkortingen komt een apostrof: wc – wc’tje.
  • Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad – blaadje.

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag

Cursus 7, paragraaf 4
Opdracht 1, 2 en 3

Huiswerk voor dinsdag 7 januari

Slide 16 - Diapositive