Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Erfelijkheid en evolutie
Succes!
Slide 1 - Diapositive
Oefening erfelijkheid en evolutie
Deze oefentoets bestaat uit 28 vragen.
De schermen met een blauwe achtergrond en zwarte letters geven informatie. De vraag staat dan op de volgende pagina.
Slide 2 - Diapositive
Serena laat voor haar 18e verjaardag een tatoeage zetten op haar bovenarm. Wat verandert hierdoor?
A
alleen haar fenotype
B
alleen haar genotype
C
zowel haar fenotype als haar genotype
Slide 3 - Quiz
Op welk moment komt het genotype van een organisme tot stand?
Slide 4 - Question ouverte
Bij sommige baby’s die geboren zijn met donker haar, wordt het haar na enkele maanden lichter. Tijdens de puberteit wordt het haar dan weer donkerder. De kleur van het haar vlak na de geboorte wordt beïnvloed door geslachtshormonen van de moeder. Na een tijdje zijn die uit het bloed van de baby verdwenen. In de puberteit neemt de productie van geslachtshormonen bij het kind toe. Verandert door de werking van de geslachtshormonen het fenotype voor haarkleur? En verandert het genotype erdoor?
A
Alleen het fenotype verandert
B
Alleen het genotype verandert
C
Zowel het genotype als het fenotype verandert
Slide 5 - Quiz
In de afbeelding zie je een spiercel en een eicel van een vrouw. Welk geslachtschromosoom of welke geslachtschromosomen bevat de spiercel?
A
alleen X
B
alleen Y
C
X en X
D
X en Y
Slide 6 - Quiz
Een cel van een organisme heeft 7 chromosomen in de kern. Is dit een gewone lichaamscel of een geslachtscel? Leg je antwoord uit!
Slide 7 - Question ouverte
Een man en een vrouw hebben allebei een allel voor steil haar (A) en een allel voor krullend haar (a). Ze krijgen samen een kind.
Noteer de allelencombinaties die bij dit kind kunnen voorkomen.
Slide 8 - Question ouverte
Hoeveel chromosomen bevat de eicel van een mens?
Slide 9 - Question ouverte
In de familie van Femke komt de taaislijmziekte voor. Deze ziekte is erfelijk. Femke zelf is kerngezond. Leg uit dat het toch verstandig is van Femke om genetisch advies te vragen als zij een zwangerschap overweegt.
Slide 10 - Question ouverte
Taaislijmvliesziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen (a). Wat is het genotype van nummer 7 in de stamboom?
Slide 11 - Question ouverte
Taaislijmziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen (a). Twee ouders zijn beide heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt. Ze krijgen samen een dochter. Hoe groot is de kans dat deze dochter géén taaislijmziekte krijgt?
Slide 12 - Question ouverte
PAH is een aandoening waarbij de bloedvaten in de longen vernauwd zijn. PAH kan verschillende oorzaken hebben. Eén daarvan is een erfelijke afwijking, veroorzaakt door een dominant gen (A). In de afbeelding zie je een stamboom van een familie waarin de erfelijke vorm van PAH voorkomt. Wat is het genotype van persoon P?
Slide 13 - Question ouverte
PAH is een aandoening waarbij de bloedvaten in de longen vernauwd zijn. PAH kan verschillende oorzaken hebben. Eén daarvan is een erfelijke afwijking, veroorzaakt door een dominant gen (A). In de afbeelding zie je een stamboom van een familie waarin de erfelijke vorm van PAH voorkomt. Wat is het genotype van persoon Q?
Slide 14 - Question ouverte
Is de onderstaande bewering juist of onjuist:
Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
Hoeveel chromosomen komen voor in de kern van een cel in de wand van een eileider van een vrouw?
A
23
B
46
C
92
Slide 16 - Quiz
Zijn deze chromosomen afkomstig uit een cel van een mannelijk of van een vrouwelijk dier?
A
Man
B
Vrouw
C
Kun je niet zien
D
Weet ik niet
Slide 17 - Quiz
Bij rundvee is zwartbont dominant over roodbont
(zwartbont = Z en roodbont = z).
Wat is de kans op een zwartbont kalf, als beide ouders roodbont zijn?
A
0 %
B
25 %
C
50 %
D
100 %
Slide 18 - Quiz
Een groep geleerden is erin geslaagd om uit één lichaamscel van een volwassen schaap (de ‘moeder’) een lammetje te laten groeien: Dolly. Waarmee is de erfelijke relatie tussen Dolly en haar moeder het best te vergelijken?
A
Die is hetzelfde als de relatie tussen broer en zus
B
Die is hetzelfde als de relatie tussen een eeneiige tweeling
C
Die is hetzelfde als de relatie tussen een twee-eiige tweeling
D
Die is hetzelfde als de relatie tussen moeder en dochter
Slide 19 - Quiz
Zet in de juiste volgorde van klein naar groot.
A
cel-chromosoom-DNA-gen
B
DNA-gen-chromosoom-cel
C
gen-DNA-chromosoom-cel
D
gen-chromosoom-DNA-cel
Slide 20 - Quiz
Het skelet van de mens zoals dat er nu uitziet, is volgens de evolutietheorie ontstaan uit het skelet van voorouders door veranderingen in het erfelijk materiaal. Hoe wordt zo’n verandering in het erfelijk materiaal genoemd?
A
evolutie
B
rudimentair element
C
mutatie
D
genen
Slide 21 - Quiz
Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
D
het groter worden van een populatie
Slide 22 - Quiz
Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Rudimentaire organen
C
Overeenkomsten in cellen
D
Uitsterven van soorten
Slide 23 - Quiz
Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld? Kies de beste uitleg.
(Je kan op de afbeelding klikken dan wordt deze groter.)
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.
Slide 24 - Quiz
Soorten veranderen door natuurlijke selectie. Leg uit wat dit inhoudt.
Slide 25 - Question ouverte
Volgens de evolutietheorie hebben de Aziatische en de Afrikaanse olifant zich ontwikkeld uit
‘oer-olifantachtigen’ die ruim 50 miljoen jaar geleden op aarde leefden.
In de afbeelding is deze ontwikkeling weergegeven in een stamboom.
(vraag op volgende slide)
Slide 26 - Diapositive
Naar aanleiding van deze stamboom worden twee uitspraken gedaan. Geef aan of ze juist of onjuist zijn.
a. Zowel de Aziatische als de Afrikaanse olifant heeft zich ontwikkeld uit de Moeritherium.
b. De Wolharige mammoet is uitgestorven in het Pleistoceen.
Slide 27 - Question ouverte
In de afbeelding is een stamboom van enkele soorten organismen schematisch getekend. Elk rondje stelt een soort voor.
Over deze afbeelding gaan de volgende vragen. (beantwoorden op de volgende slides)
Slide 28 - Diapositive
Met welk nummer is de soort aangegeven die het langst geleden heeft geleefd?
Slide 29 - Question ouverte
Met welke nummers zijn soorten aangegeven die uit soort 7 zijn ontstaan?
Slide 30 - Question ouverte
In de afbeelding hieronder zie je een deel van een geologische tijdschaal en de evolutie van het paard.
Deze afbeelding hoort bij de volgende vragen.
De Eohippus leefde ongeveer 60 miljoen jaar geleden.
In welk tijdvak leefde de Eohippus?
(beantwoorden op volgende slide)
Slide 31 - Diapositive
De Eohippus leefde ongeveer 60 miljoen jaar geleden.
In welk tijdvak leefde de Eohippus?
Slide 32 - Question ouverte
Een paleontoloog is iemand die fossielen onderzoekt. Op een dag onderzoekt de paleontoloog fossiele resten die tijdens een opgraving uit de bodem zijn gehaald.
Het zijn de fossiele resten van een Eohippus, een Mesohippus en van een Pliohippus.
Welk fossiel heeft waarschijnlijk het diepst in de aarde gezeten?
(beantwoorden in de volgende slide)
Slide 33 - Diapositive
Welk fossiel heeft waarschijnlijk het diepst in de aarde gezeten?
Slide 34 - Question ouverte
Hiernaast zie je een deel van de stamboom van de familie van Lenthe.
Een genotype kun je aangeven met AA, Aa of aa.
Welk genotype heeft Lenthe? Leg je antwoord uit.
(beantwoorden op volgende slide)
Slide 35 - Diapositive
Een genotype kun je aangeven met AA, Aa of aa.
Welk genotype heeft Lenthe? Leg je antwoord uit.
Slide 36 - Question ouverte
Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor steil haar recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor steil haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar (zie de afbeelding).