Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Steden en Staten
3. De verovering van Engeland
Slide 1 - Diapositive
Herhaling
Slide 2 - Diapositive
Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.
Slide 3 - Quiz
Boeren vinden een betere ploeg uit
De oogst van boeren is groter
De bevolking verdubbelt
Steeds meer mensen gaan in een stad wonen
Er is steeds meer handel
Slide 4 - Question de remorquage
Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Hij is de baas van de schepenen
A
Schout
B
Burgemeester
C
Rechter
D
Jury
Slide 6 - Quiz
De schout is de plaatsvervanger van de ... in de stad
A
Burgemeester
B
Heer
C
Rechter
D
Politie
Slide 7 - Quiz
Van wie kreeg een stad, stadsrechten?
A
Magistraat
B
Schout
C
Burgemeester
D
Heer
Slide 8 - Quiz
Willem van Normandië
Normandië = Noord Frankrijk.
De Normandiërs waren oorspronkelijk Vikingen.
Willem van Normandië was in 1066 de hertog van Normandië
Slide 9 - Diapositive
Engeland 1066
1066: Engelse koning Edward sterft
Onduidelijkheid over troonopvolging
Hertog Willem uit Normandië zegt recht te hebben op kroon
Echter: Engelse graaf Harold wordt nieuwe koning...
Gevolg: Willem gaat naar Engeland om koning te worden
Slide 10 - Diapositive
Slag bij Hastings 1066
Op de dag zelf ging de strijd gelijk op.
Met een list lokten de Normandische ruiters de Anglosaksen van hun stelling af.
Harold kreeg een pijl in zijn oog en sneuvelde.
Willem verovert heel Engeland en liet zich tot koning van heel Engeland kronen => Willem van Normandië ging de geschiedenis in als Willem de Veroveraar!
Slide 11 - Diapositive
1
2
3
4
Willem de Veroveraar wordt koning van Engeland.
De Slag bij Hastings vindt plaats.
Koning Edward overlijdt.
Harold wordt koning van Engeland.
Slide 12 - Question de remorquage
Slide 13 - Vidéo
Wat houdt het feodale stelsel in?
A
De koning is leenman, de ridder de leenheer en beide moeten voldoen aan verplichtingen
B
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide zweren trouw aan God en de kerk
C
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide aanbidden de vrouwen
D
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide moeten voldoen aan verplichtingen
Slide 14 - Quiz
Wat was geen nadeel van het feodale stelsel:
A
Achterleenmannen waren eerder trouw aan hun eigen leenheer dan aan de koning
B
Leenmannen gaven hun leen door aan hun kinderen
C
De feodale verhoudingen leken op een contract
D
Bij zwakke vorsten grepen de leenmannen van de vorst de macht
Slide 15 - Quiz
Feodaal Engeland
Willem de Veroveraar voert feodale stelsel in Engeland in
Maatregelen om machtig te blijven:
Leenmannen kregen niet één groot stuk in leen maar kleine stukjes
Willem hield de beste gebieden voor zichzelf
Alle bezittingen van de adel werden opgeschreven in het Domesday Book (1086)
Gevolg: duidelijk wie de macht heeft
Slide 16 - Diapositive
Gevolg:
ook in Engeland standensamenleving
De samenleving was gedeeld in drie groepen, de standen. Ieder had zijn eigen plek en taak
1. Geestelijken
2. Adel (hoge en lage adel.
Koning, graaf, hertog, leenmannen, ridders...
3. Boeren
Slide 17 - Diapositive
De standensamenleving in de Middeleeuwen was opgedeeld in 3 standen. Sleep de juiste stand naar de bijbehorende afbeelding.
Geestelijkheid
Boeren
Adel
Slide 18 - Question de remorquage
Centralisatie
Willem de Veroveraar centraliseertEngeland
Voorbeeld: centrale rekenkamer (alle belasting komt op dezelfde plek binnen) => meer macht bij koning
Adel en kerk verzetten zich tegen afname van hun macht
Bijvoorbeeld: Koning Jan Zonder Land (van Robin Hood) kreeg ruzie met kerk: excommunicatie => Engeland werd uit de kerk gezet
Ruzie met adel: Magna Carta (1215)
Centralisatie:
1. Koning bestuurt land vanuit één plek
2. Wetten zijn hetzelfde voor het gehele land
Slide 19 - Diapositive
Magna Carta
Groot ruzie tussen adel en de koning over hun rechten en plichten.
oplossing: Magna Carta (afspraken op papier) => ook de koning moet zich aan de wet houden. Koning niet meer boven de wet maar onderdeel van wet.
Slide 20 - Diapositive
Wat is centralisatie?
A
Een gebied wordt bestuurd door allemaal graven die de baas zijn in hun eigen gebied.
B
Dan moeten de graven de koning bijstaan met raad en daad.
C
Als een gebied wordt geregeerd vanuit steeds een andere plaats.
D
Een gebied wordt steeds meer bestuurd vanuit een centrale plaats.
Slide 21 - Quiz
Karel de Stoute was een Bourgondische vorst die aan het einde van de middeleeuwen heerste over het gebied dat nu België, Luxemburg en Nederland is. Welke gebeurtenissen uit het leven van Karel de Stoute is GEEN voorbeeld van centralisatie?
A
Karel de Stoute vestigt in 1473 in Mechelen een rekenkamer, waar ambtenaren de financiën van al zijn gebieden moeten bijhouden.
B
Karel de Stoute verovert het hertogdom Gelre en maakt zijn landsdelen zo tot een aangesloten gebied.
C
Karel de Stoute stelt een Grote Raad in, het hoogste rechtscollege van al zijn landsdelen.
D
Na de dood van Karel de Stoute belooft zijn dochter Maria van Bourgondië geen belastingen te heffen zonder toestemming van de heren. In ruil hiervoor krijgt zij hun steun.