Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
English
Future (present continuous)
Slide 1 - Diapositive
Recap
Schrijf op in je schrift:
- Waar je volgende zomer naartoe gaat op vakantie
- Welke schaatser goud op de Olympische Spelen gaat winnen OF
- Welk land het WK voetbal gaat winnen
Schrijf in hele ENGELSE zinnen!
Slide 2 - Diapositive
Recap
Wat is het verschil tussen de zinnen?
Slide 3 - Diapositive
Future Simple
Vorm
Gebruik
Example:
am/is/are + (not) going to + hele werkwoord
Iets (niet) van plan zijn
Ronan is going to visit his grandparents next week.
am/is/are (not)+ voornaamwoord + hele werkwoord ?
Voorspelling met bewijs
Look at those dark clouds. It is going to rain.
Future: going to
Slide 4 - Diapositive
Future Simple
Vorm
Gebruik
Example:
Will (not) + Infinitief
Iets aanbieden
I will do the dishes for you.
Beloftes
I will call you soon, I promise.
Aankondigingen
Stacy will arrive at 2 o'clock.
Besluiten
We will go to your place then.
Voorspellingen (GEEN bewijs)
I think, the corona virus will go away soon.
Future: Will
Slide 5 - Diapositive
But there's another one...
Slide 6 - Diapositive
Present continuous
De present continuous gebruik je voor de tegenwoordige tijd maar ook voor de toekomst.
In de future(toekomst) gebruik je deze tijd om te praten over afspraken in de nabije toekomst. Deze afspraken staan vast. De tijd/plaats ervan staat vast.
Slide 7 - Diapositive
Future Simple
Vorm
Gebruik
Example:
am/is/are (not) + hele werkwoord + ing
Afspraken in de nabije toekomst waarvan tijd en/of plaats al vaststaat in the nabije toekomst.
I am visiting the dentist after school.
He isn't running a marathon this weekend.
I am celebrating my birthday tomorrow.
Future: Present Continuous
Slide 8 - Diapositive
Voorbeelden present continuous
I am meeting him tomorrow at 6 pm. We are flying to Italy next week. James is running a marathon in April. She is visiting her cousin that day. They are seeing a new film next week.
Slide 9 - Diapositive
Ontkenning met present continuous
Wil je de present continuous in een ontkenning gebruiken? voeg not toe aan am/are/is. I am not seeing her tonight. James is not/isn't running a marathon in April.
Slide 10 - Diapositive
Hoe maak je een present continuous?
Slide 11 - Question ouverte
Use the present continuous: (walk) She ....... to school now.
Slide 12 - Question ouverte
Use the present continuous: (talk) They ...... about the movie.
Slide 13 - Question ouverte
Use the present continuous: My parents ... (read) the signs.
Slide 14 - Question ouverte
Use the present continuous: (get) She .......... sick.
Slide 15 - Question ouverte
Use the present continuous: (talk) We ___________ about you.
Slide 16 - Question ouverte
Use the present continuous: (order) She _________ a salad now.
Slide 17 - Question ouverte
Use the present continuous: (explain) They _________ it to me.