Grammar recap P3: present perfect & past simple, future + word order

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 2

Grammar revision

Practice for test next week

Welcome!

- Turn on your camera

- Turn off your mic

- Grab your books (text book & activity book B)

- Go to page 75 of your tb 

Let's get started!

Present perfect & past simple

Theme 5
Stepping Stones

Present perfect

Gebruik present perfect:
1. iets is in het verleden begonnen en is nu nog aan de gang.
2. praten over ervaringen.
3. iets is in het verleden gebeurd en je merkt nu nog het resultaat.

Present perfect

have/has + voltooid deelwoord
have = I, you, we, you they
has = he, she, it
Voltooid deelwoord:
1. regelmatig werkwoord + ed > I have worked
2. onregelmatig werkwoord 3e vorm > I have been

Check irr. verbs on page 163!

Present perfect

Voorbeelden:
I have worked since 3 am.
She has been to London twice.
We have walked for 2 hours now.

Deze zinnen bevatten altijd een vorm van hebben + het tweede werkwoord is een voltooid deelwoord.

Past simple

Past simple

De past simple bestaat uit 1 werkwoord. Dit ww zet je in de verleden tijd.
2 manieren:
1. werkwoord + ed > worked
2. 2e vorm van het onregelmatig werkwoord > bijv. been

Past simple

Wanneer gebruik je de past simple?
- iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen.

Je kan de past simple herkennen aan woorden als:
last year, yesterday, in 2010.
Dit zijn tijdsbepalingen.

Verschil present perfect en past simple

Wat is het verschil?
Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nog een link met het verleden.

Verschil present perfect en past simple

Verklikwoorden:

Present perfect: already, for, since, how long.
Past simple: last year, yesterday, in 2010, an hour ago.

I have been in Nottingham for a week.
present perfect / past simple?

It was on offer last week.
present perfect/ past simple?

Oefenen

Exercise 12 + 13 op p. 11 van je AB.

+

IL > Planner > Period 3 > Week 5

Present continuous (future)

Present Continuous

De present continuous gebruik je voor de tegenwoordige tijd maar ook voor de toekomst.

 

In de future(toekomst) gebruik je deze tijd om te praten over afspraken in de nabije toekomst. Deze afspraken staan vast. De tijd/plaats ervan staat vast.

Present Continuous

Zo vorm je de present continuous:

am/are/is

+

werkwoord + ing

Bijv: I am meeting my friends tomorrow

Voorbeelden

I am meeting him tomorrow at 6 pm.

We are flying to Italy next week.

James is running a marathon in April.

She is visiting her cousin that day.

They are seeing a new film next week.

Ontkenningen

Wil je de present continuous in een ontkenning gebruiken?

voeg not toe aan am/are/is.

I am not seeing her tonight.

James is not/isn't running a marathon in April.

Let op!

Je kunt niet altijd de present continuous in de toekomst gebruiken.

Je gebruikt 'am/are/is going to' wanneer:

- het om een plan gaat, om iets dat niet vaststaat.

- voor dingen waar je geen controle over hebt, zoals het weer.

Is the sun going to shine today?

We aren't going to buy souvenirs.

Hoe maak je een Present Continuous

Use the Present Continuous:
She .... (walk) to school

My parents ..... (read) the signs

I .... (meet) my friends this afternoon

Word Order

Wie doet wat waar wanneer?

    O            ww               lv              plaats                     tijd

Example

Peter liep vanmiddag samen met Patrick naar zijn huis.

Peter walked together with Patrick to his house this afternoon.

Stappenplan

Tip!

Zet de werkwoorden van de zin bij elkaar!

Ik heb gisteren heel veel friet gegeten.

I have eaten a lot of fries yesterday.

Put in the correct order:
at the zoo / saw / a week ago /
an elephant / my family and I

Put in the correct order:
shopping / went / the girls / this morning / at the mall

Extra practice?

Check IL!

Planner > Period 3 > Week 2 (word order)

Planner > Period 3 > Week 5 (present perfect & past simple)

Planner > Period 3 > Week 6 (present continuous)

én

Maak Test yourself Ch. 5

Don't forget vocab! (woordjes A-D)