paramilitair vertoon (geüniformeerde, bewapende, miliaire groepen die bestaan naast het leger, bijvoorbeeld de SA Sturm Abteilung)
Slide 12 - Diapositive
De beloftes van Hitler (politiek)
Vooral arbeiders vonden die geluiden aantrekkelijk, want een sterk leider zou hen uit de crisis helpen en een beter leven bieden. Door de herstelbetalingen kregen de democraten de schuld van de slechte omstandigheden in de jaren '30. Zo werd het klimaat geschapen waarin een machtsovername van de nationaalsocialisten mogelijk werd. De NSDAP was ultrarechts en antisemitisch (anti-joods), en groeide onder leiding van Hitler uit tot een massapartij. Hier gebruikte Hitler grootscheepse propaganda en militair machtsvertoon.
Slide 13 - Diapositive
Gevolgen
De NSDAP is bij de verkiezingen van 1932 de grootste partij.
Hitler wordt aangewezen als Rijkskanselier. (minister-president)
Slide 14 - Diapositive
Hitler wordt kanselier 30 januari 1933
Na de verkiezingen van november 1932 wordt de NSDAP de grootste partij.
Andere partijen (en de president) kunnen niet meer om Hitler heen: Hitler wordt Rijkskanselier (minister-president).
Er worden nieuwe verkiezingen uitgeschreven, die zouden plaatsvinden in maart 1933.
Slide 15 - Diapositive
Rijksdagbrand 27 februari 1933
De Rijksdag wordt op 27 februari in brand gestoken.
Een Nederlandse communist, Marinus van der Lubbe, wordt opgepakt, veroordeeld en geëxecuteerd.
Aan zijn schuld wordt echter nu nog steeds ernstig getwijfeld...
Slide 16 - Diapositive
Rijksdagbrand
verordening
28 februari 1933
Een dag later voert Hitler de Rijksdagbrand-verordening in.
De brand wordt afgeschilderd als een aanval van vijanden.
De Grondwet kan door Hitler worden aangepast en opgeschort, zonder goedkeuring van het Duitse parlement
Politieke tegenstanders vervolgd
Anti-nazi acties worden verboden
Slide 17 - Diapositive
Hitler aan de macht
Slide 18 - Diapositive
Machtigingswet
24 maart 1933
Een maand later neemt het Duitse parlement een noodwet aan, de Machtigingswet.
Deze wet geeft Hitler onbeperkte macht: Duitsland is een dictatuur.
Slide 19 - Diapositive
Het interbellum
De tijdlijn van de NSDAP en Hitler
Slide 20 - Diapositive
Geef antwoord op het leerdoel: Je kan uitleggen hoe Hitler in 1933 de volledige macht in Duitsland in handen kreeg.
Slide 21 - Question ouverte
Samenvatting
Nadat zijn partij bij verkiezingen de grootste was geworden werd Hitler in 1933 benoemd tot rijkskanselier. Met de machtigingswet, die na de Rijksdagbrand werd aangenomen, zette het parlement zichzelf buitenspel en kwam de Republiek van Weimar ten einde.
Slide 22 - Diapositive
leerdoel 9
Je kan uitleggen hoe De Duitse samenleving werd genazificeerd.
Slide 23 - Diapositive
Nazificatie
vanaf 1933
Nazificatie: Het organiseren van de samenleving volgens de ideologie van het nationaal-socialisme
Door:
Terreur en onderdrukking
Censuur van kunst en media
Grootschalige propaganda dmv nieuwe communciatiemiddelen.
(toelichting volgende sheets)
Slide 24 - Diapositive
1) Terreur en onderdrukking
Terreur: georganiseerd politiek geweld
Propaganda
Voorbeelden van terreur en onderdrukking.
1933 oprichting GeStaPo
1933 Opening concentratiekamp Dachau. Politieke tegenstanders (en anderen die niet pasten bij de nazi ideologie) werden opgesloten in concentratiekampen.
1934 Nacht van de lange messen
Slide 25 - Diapositive
Vier omschrijvingen van nazi-organisaties in Duitsland:
Geef per omschrijving aan welke naam daarbij hoort.
Let op! Er blijft één naam over.
Vijf namen van nazi-organisaties in Duitsland:
een jeugdorganisatie om meisjes voor te bereiden op hun taak in de
maatschappij
een organisatie, oorspronkelijk de persoonlijke lijfwacht van Hitler, die onder andere concentratie- en vernietigingskampen bewaakte
een door Hitler opgerichte knokploeg om partijvergaderingen van de
NSDAP te beschermen
een organisatie die bekend staat als de geheime politie in
nazi-Duitsland
SS
Gestapo
Hitlerjugend
SA
Bund Deutscher Mädel
Slide 26 - Question de remorquage
2. Censuur van kunst en media
Censuur: toezicht van een overheid of kerk op voor publicatie bestemde teksten, films, voorstellingen enz., met de mogelijkheid om die te verbieden of er delen uit te schrappen
Voorbeeld
Boekverbranding
Invoering Rijkscultuurkamer
Slide 27 - Diapositive
3. Propaganda
Propaganda: alles wat wordt gedaan om aanhangers te winnen voor bepaalde (politieke) ideeën:
Veel gebruik van moderne communicatiemiddelen.
Hitler bracht niet alleen zalen en stadions vol aanhangers in vervoering maar was ook te horen op bioscoopjournaals en radio.
Tegenstanders werden met de grofste middelen zwartgemaakt.
De eigen ideeën werd verheerlijkt.
Slide 28 - Diapositive
Lidmaatschapsboekje
Georg Herting was beeldend kunstenaar.
Zonder dit bewijs geen verkoop of productie vaN ZIJN WERK mogelijk
Dit gold voor:
theater, film, de media, muziek, radio, literatuur en beeldende kunst.
Volksgemeinschaft : en 'raszuiver', klasseloos en tot een sociale en politieke eenheid gesmeed volk.
Om een raszuiver volk te hebben werden de volgende actie ondernomen:
1933: Dachau (opsluiten van mensen die er niet bij horen)
1935 Neurenberger rassenwetten
Later: vermoorden van mensen die niet tot de Volksgemeinschaft behoorden.
Slide 30 - Diapositive
Succesvol
Economisch herstel
Daling van de werkloosheid van 6 miljoen in 1933 naar 1 miljoen in 1936
Door:
De werelwijde economie die aantrok (los van Hitler)
Snelle herbewapening van Duitsland.
Militaire dienstplicht
Propaganda dat de gewone man het goed had.
Slide 31 - Diapositive
Geef een antwoord op het leerdoel: Je kan uitleggen hoe de Duitse samenleving werd genazificeerd.
Slide 32 - Question ouverte
Samenvatting
Direct na hun aantreden begonnen de nazi's met de opbouw van een totalitair regime. Met terreur en propagandanazificeerden zij de samenleving. Tot de eerste slachtoffers behoorden politieke tegenstanders, gevolgd door degenen die niet tot de Volksgemeinschaft behoorden. Doordat het regime snel economisch herstel leek te realiseren kreeg het lang steun van grote delen van de bevolking.
Slide 33 - Diapositive
Wie kregen de schuld van de Rijksdagbrand?
A
De Joden
B
De democraten
C
De nazi's
D
De communisten
Slide 34 - Quiz
Waar was de Rijksdagbrand?
A
Parlementsgebouw in München
B
Haven in Hamburg
C
Parlementsgebouw in Berlijn
D
Haven in Keulen
Slide 35 - Quiz
Wat hield de machtigingswet ook al weer in?
A
Uitschakeling van alle fascisten.
B
Een vorm van herstelbetalingen
C
Wet waardoor Hitler dictator kon worden.
D
Uitschakeling van de Duitse parlement en grondwet.
Slide 36 - Quiz
Hitler: "De volgende groepen maken het Duitse volk zwak: joden, Jehova's getuigen, homoseksuelen, Sinti en Roma" Dit past het best bij ...
A
Propaganda
B
Volksgemeinschaft
C
Antisemitisme
D
Holocaust
Slide 37 - Quiz
Welk doel had de Gestapo in nazi-Duitsland?
A
de bijeenkomsten van de NSDAP met geweld beschermen
B
de concentratiekampen leiden
C
de jeugd tot nationaal-socialisten opvoeden
D
de tegenstanders van Hitler vervolgen
Slide 38 - Quiz
Geef een omschrijving van het begrip: NAZIFICERING (NAZIFICATIE).
Slide 39 - Question ouverte
Vier omschrijvingen van nazi-organisaties in Duitsland:
Geef per omschrijving aan welke naam daarbij hoort.
Let op! Er blijft één naam over.
Vijf namen van nazi-organisaties in Duitsland:
een jeugdorganisatie om meisjes voor te bereiden op hun taak in de
maatschappij
een organisatie, oorspronkelijk de persoonlijke lijfwacht van Hitler, die onder andere concentratie- en vernietigingskampen bewaakte
een door Hitler opgerichte knokploeg om partijvergaderingen van de
NSDAP te beschermen
een organisatie die bekend staat als de geheime politie in
nazi-Duitsland
SS
Gestapo
Hitlerjugend
SA
Bund Deutscher Mädel
Slide 40 - Question de remorquage
Bij deze bron passen twee uitspraken: 1 Jordaan schrijft deze tekst bij een prent met als titel Gelijkgeschakeld, wat overeenkomt met het begrip 'nazificeren'. 2 Met dit fragment kun je 'de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen' laten zien. Ondersteun elke uitspraak met een verwijzing naar de bron.