Taal thema 6 oefenen voor de toets

Welk woord heeft is een afleiding
A
ondiep
B
aquarium
C
stoel
D
televisie
1 / 25
suivant
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Welk woord heeft is een afleiding
A
ondiep
B
aquarium
C
stoel
D
televisie

Slide 1 - Quiz

Welk woord is een afleiding
A
Plant
B
Boek
C
Lader
D
Oortjes

Slide 2 - Quiz

Is dit woord een afleiding of een samenstelling?
wandeling
A
afleiding
B
samenstelling

Slide 3 - Quiz

Is dit woord een afleiding of een samenstelling?
rustige
A
afleiding
B
samenstelling

Slide 4 - Quiz

Is dit woord een afleiding of een samenstelling?
leider
A
afleiding
B
samenstelling

Slide 5 - Quiz

Is dit woord een afleiding of een samenstelling?
ramptocht
A
afleiding
B
samenstelling

Slide 6 - Quiz

Is het woord 'hyperactief' een afleiding of een samenstelling?
A
afleiding
B
samenstelling

Slide 7 - Quiz

Is dit woord een afleiding of een samenstelling?
onhandelbaar
A
afleiding
B
samenstelling

Slide 8 - Quiz

Welk woord is een afleiding in de volgende zin:
Ik word zenuwachtig van haar blik.
A
Ik
B
word
C
zenuwachtig
D
blik

Slide 9 - Quiz

Maak je een gebaar, dan zeg je ook iets.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 10 - Quiz

De een bedelt om nootjes en de ander kwispelt met zijn staart.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 11 - Quiz

Zij heeft oordopjes in.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 12 - Quiz

De vader van Erik is piloot en reist door de lucht.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 13 - Quiz

Juf lijkt me een leuk beroep.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 14 - Quiz

De tijger brulde, omdat hij dorst had.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 15 - Quiz

Zij heeft oordopjes in en ze luistert naar leuke muziek.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 16 - Quiz

De vader van Erik is meester.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 17 - Quiz

Twan wordt niet snel boos.

Slide 18 - Question ouverte

Hij fluit een liedje.

Slide 19 - Question ouverte

Nu leert hij voor topografie.

Slide 20 - Question ouverte

Hij antwoordt op mijn vraag.

Slide 21 - Question ouverte

Welke 3 vormen van het werkwoord ken je?

Slide 22 - Question ouverte

Wat is de regel bij elke vorm?

Slide 23 - Question ouverte

Ik kan een goed cijfer halen voor de taaltoets van thema 6!
Ja
Nee

Slide 24 - Sondage

Wat heb je nog nodig om een goed cijfer voor de toets te halen?

Slide 25 - Question ouverte