Grammatica woordsoorten 2 mavo/havo blok 2 wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Wederkerende werkwoorden 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wederkerende werkwoorden 

Slide 1 - Diapositive

Wederkerend werkwoord
Bij sommige werkwoorden hoort het woord zich
Dit zijn wederkerende werkwoorden. 

Bijvoorbeeld:
zich vergissen, zich schamen, zich vervelen, 
zich beseffen, zich irriteren

Slide 2 - Diapositive

Wederkerende vnw
Een wederkerend vnw komt 
alleen voor in combinatie 
met een wederkerend ww, 
zoals zich vergissen / 
zich verheugen.

Slide 3 - Diapositive

Voornaamwoorden
wederkerig voornaamwoord
elkaar
mekaar

Slide 4 - Diapositive

Wederkerig vnw
Een wederkerig (!) vnw verwijst naar meer personen.
Wederkerige vnw = elkaar / mekaar

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden?
A
ik, jij, hij, zij, wij, jullie
B
de, het, een
C
me, je, zich, ons
D
hij, hem, ze, zij, haar

Slide 6 - Quiz

Het wederkerig voornaamwoord bestaat uit de woorden
A
iemand/ iemands
B
elkaar / mekaar
C
niemand / niemands

Slide 7 - Quiz

Waarom heeft hij zich niet gewassen?
'zich' =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 8 - Quiz

Wat vindt je leraar van dit antwoord?
'je' =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 9 - Quiz

Vandaag zijn we naar de zee gegaan
'we' =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

We schudden elkaar de hand.
'elkaar' =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Jij ergert je veel te veel!
'je' =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 12 - Quiz