15.2 Populaties

Je gaat deze lessonup zelfstandig doornemen.

Lees goed de teksten en bekijk de filmpjes met aandacht
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Je gaat deze lessonup zelfstandig doornemen.

Lees goed de teksten en bekijk de filmpjes met aandacht

Slide 1 - Diapositive

Het volgende filmpje gaat over emergente eigenschappen
Dit is een begrip dat in de ecologie gebruikt wordt

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Een emergente eigenschap
A
komt tevoorschijn
B
treedt op op een lager organisatieniveau
C
is iets moeilijks
D
treedt op op elk hoger organisatieniveau

Slide 4 - Quiz

15.2 Populaties

Slide 5 - Diapositive

Een populatie is een
A
levensgemeenschap
B
alle individuen van 1 soort
C
groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten
D
alle soorten in een ecosysteem

Slide 6 - Quiz

Kleine populaties
Een kleine populatie heeft vaak een kleine fitness (het vermogen om allelen door te geven aan de volgende generatie) door:
  • inteelt: grotere kans op doorgeven recessief allel
  • ziekte
  • predatie
  • parasieten
  • biotische factoren
  • abiotische factoren

Slide 7 - Diapositive

Abiotisch
Biotisch

Slide 8 - Question de remorquage

Populatiedynamiek

Slide 9 - Diapositive

Eiland
Op een (ei)land kunnen veel soorten organismen leven door de aanwezigheid van verschillende habitats en ecologische niches.
Habitat: leefomgeving van een organisme met specifieke (a)biotische eisen van een soort (adres)
Niche: complexe interactie van een organisme met de omgeving (beroep)

Slide 10 - Diapositive

Biodiversiteit
De biodiversiteit is het aantal verschillende soorten in een ecosysteem. De biodiversiteit is het grootst in het gebied waar twee ecosystemen in elkaar over gaan --> gradiëntecosysteem 

Slide 11 - Diapositive

Eilandtheorie
De biodiversiteit van geïsoleerde gebieden hangt af van de afstand tot het andere gebied en de grootte van het gebied. 
Een groot gebied kent een grotere biodiversiteit dan een klein gebied.
Hoe verder het gebied weg ligt, hoe kleiner de biodiversiteit.

Slide 12 - Diapositive

B: korte reisafstand, klein eiland
D: korte reisafstand, groot eiland
A: lange reisafstand, klein eiland
C: lange reisafstand, groot eiland

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Founder effect
Kolonisatie
weinig genetische diversiteit, want stamt af van een klein groepje individuen.

Slide 16 - Diapositive

Flessenhals of Bottle neck effect
Ramp --> afname aantal individuen  en verandering allelfrequenties

Ook nu weer weinig genetische diversiteit 

Slide 17 - Diapositive

Genetic drift
Bij genetic drift verandert een genenpool door puur toeval. Bij kleine populaties heeft dit grote gevolgen.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Een populatie groeit door geboorte en ...
A
Immigratie
B
Emigratie

Slide 20 - Quiz

Soorten kunnen zich gemakkelijk in een nieuw gebied vestigen als er ... is.
A
een geschikt habitat
B
concurrentie

Slide 21 - Quiz

Sterft een groot deel van de populatie en is er geen immigratie dan is er sprake van een ...
A
flessenhals effect
B
founder effect

Slide 22 - Quiz

Bij kolonisatie van twee eilanden leeft het grootste aantal soorten op het eiland ... het vaste land
A
dichtbij / klein
B
ver weg / klein
C
dichtbij /groot
D
ver weg / groot

Slide 23 - Quiz

Bron 6 (15.2) en BINAS 93C
De grootte van een eiland heeft invloed het aantal soorten dat op een eiland leeft.
Welke uitspraak is/ zijn juist?
A
Op een groot eiland sterven soorten sneller uit dan op een klein eiland
B
De immigratie-snelheid is altijd groter op een groot eiland
C
Op een groot eiland leven altijd meer soorten dan op een klein eiland
D
De immigratie-snelheid is groter op een eiland dichtbij dan ver weg

Slide 24 - Quiz

Na een ramp kunnen veel dieren uit een populatie sterven. De genetische diversiteit binnen deze populatie neemt daardoor af. Hoe noemen we dit?
A
Genetic drift
B
Foundereffect
C
Flessenhalseffect
D
Eilandtheorie

Slide 25 - Quiz

Je bent klaar!

Slide 26 - Diapositive