13e cours (grammaire H)

Planning du jour
Grammaire (H) Het bijvoeglijk naamwoord
Au travail
Français en classe
Terugblik + Focusleren
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Planning du jour
Grammaire (H) Het bijvoeglijk naamwoord
Au travail
Français en classe
Terugblik + Focusleren

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
1. Zet de zinnen in de goede volgorde.

A.   a - les lunettes - porté - elle
B.   le garçon - au foot - joué - a
C.   regardé - a - Elsa - sur son portable

2. Vertaal de zinnen A t/m C in het Nederlands. 
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Overhoring B + F
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Terugblik
A.   Elle a porté les lunettes. 
- Zij heeft de bril gedragen

B.   Le lapin a joué au foot. 
- Het konijn heeft gevoetbald. 

C.   On a invité les amis pour mon anniversaire.
- Wij hebben (de) vrienden uitgenodigd voor mijn verjaardag.
D.   Elsa a regardé sur son portable. 
- Elsa heeft op haar telefoon gekeken


Slide 4 - Diapositive

Français en classe
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Focusleren
chapitre 5 
zie Magister. 
timer
5:00

Slide 6 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord
(Nederlands)

Slide 7 - Carte mentale

Het bijvoeglijk naamwoord
Le livre > le livre est grand-.

La trousse > La trousse est grande.

Les livres > Les livres sont grands.

Les trousses > Les trousses sont grandes. 

Slide 8 - Diapositive

Lève-toi si (sta op als) ........
  • Tu as un stylo bleu
  • Tu as une trousse bleue
  • Tu as les yeux bleus
  • Tu as les lunettes bleues  

Regarde à la page 36



timer
3:00

Slide 9 - Diapositive

Quiz
Let op! 
1. Tel hoeveel van de 6 vragen jij goed had. 
2. Er zit een timer van 20 sec. op elke vraag.

Slide 10 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

La piscine est ....
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 11 - Quiz

La piscine est bleue

Slide 12 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Les lunettes sont ....
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 13 - Quiz

Les lunettes sont noires

Slide 14 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

C'est un T-shirt ....
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 15 - Quiz

C'est un T-shirt vert-

Slide 16 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Ma copine est....
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 17 - Quiz

Ma copine est petite

Slide 18 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Le sac à dos est ....
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 19 - Quiz

Le sac à dos est vert-

Slide 20 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Mes amis sont ....
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 21 - Quiz

Mes amis sont grands

Slide 22 - Diapositive

Hoeveel had je goed?
1
2
3
4
5
6
niks

Slide 23 - Sondage

Au travail
page trente-huit
31a 31b 31c 31d
32a 32b 32c 32d

bleu - bleue - bleus - bleues

Slide 24 - Diapositive