Lezen 3 basis tekstdoel, manieren van lezen, signaalwoorden
Lezen 3 basis H4
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Lezen 3 basis H4
Slide 1 - Diapositive
Welke manieren van lezen ken je?
Slide 2 - Carte mentale
Je bekijkt de titel, de deeltitels, de illustraties en de onderschriften. Je leest de inleiding en het slot.
Welke manier van lezen is dat?
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
Slide 3 - Quiz
Je leest alle alinea's en je zoekt naar signaalwoorden.
Welke manier van lezen is dat?
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
Slide 4 - Quiz
Je leest het gedeelte van de tekst waar het antwoord op je vraag te vinden is.
Welke manier van lezen is dat?
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
Slide 5 - Quiz
Welke tekstdoelen ken je nog?
Slide 6 - Carte mentale
tekstdoelen
informeren: geeft informatie over een bepaald onderwerp. geeft instructies: hij legt uit hoe iets werkt of hoeje iets moet doen. Voorbeeld: nieuwsbericht, gebruiksaanwijzing
overtuigen: geeft zijn mening en wil dat de lezer zijn mening overneemt. Voorbeeld: recensie
Slide 7 - Diapositive
tekstdoelen
activeren:
wil dat de lezer in actie komt.
Voorbeeld: advertentie
amuseren:
vermaakt de lezer. Voorbeeld: stripverhaal
Slide 8 - Diapositive
Bij een informatieve tekst wil de schrijver de lezer...
A
instructie of informatie geven
B
overtuigen van zijn mening
C
in actie laten komen
D
vermaken
Slide 9 - Quiz
Bij een amuserende tekst wil de schrijver de lezer...
A
instructie of informatie geven
B
overtuigen van zijn mening
C
in actie laten komen
D
vermaken
Slide 10 - Quiz
Bij een activerende tekst wil de schrijver de lezer...
A
instructie of informatie geven
B
overtuigen van zijn mening
C
in actie laten komen
D
vermaken
Slide 11 - Quiz
Bij een overtuigende tekst wil de schrijver de lezer...
A
instructie of informatie geven
B
overtuigen van zijn mening
C
in actie laten komen
D
vermaken
Slide 12 - Quiz
Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
activeren/overhalen
C
amuseren
D
overtuigen
Slide 13 - Quiz
Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
activeren/overhalen
C
amuseren
D
overtuigen
Slide 14 - Quiz
Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
activeren/overhalen
C
amuseren
D
overtuigen
Slide 15 - Quiz
Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
activeren/overhalen
C
amuseren
D
overtuigen
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Diapositive
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'dus'?
A
tegenstelling
B
doel-middel
C
reden of argument
D
conclusie
Slide 18 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'daarom'?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
reden of argument
D
conclusie
Slide 19 - Quiz
signaalwoord tegenstellend tekstverband
Slide 20 - Carte mentale
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'zo'?
A
oorzaak-gevolg
B
conclusie
C
tegenstelling
D
voorbeeld
Slide 21 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'daarnaast'?
A
oorzaak-gevolg
B
tegenstelling
C
opsomming
Slide 22 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'een voorbeeld hiervan is'?
A
voorbeeld
B
conclusie
C
tegenstelling
D
opsomming
Slide 23 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'kortom'?
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 24 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'dan ook'?
A
conclusie
B
doel-middel
C
tijd
D
tegenstelling
Slide 25 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'met als gevolg'?
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
tijd
D
tegenstelling
Slide 26 - Quiz
twee soorten informatieve tekst
tekst die informatie geeft over een bepaald onderwerp, zoals nieuwsbericht of achtergrondartikel
tekst die instructie geeft, zoals een gebruiksaanwijzing
Slide 27 - Diapositive
De schrijver kan dan ook gebruik maken van grafieken of tabellen om informatie over te brengen