College 5 - Valuta

Internationale economie College 5
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Internationale economie College 5

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning

Les 1 
Import en export

Les 2
Betalingsbalans

Les 3
Protectie





Les 4
Europese Unie

Les 5
Valutamarkt

Les 6
Eindopdracht


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

College 5 Valuta
1. Terugblik
2. Wisselkoers
3. Waarde van geld
4. Zelf aan de slag

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
1. Je kunt de betekenis van valuta in eigen woorden omschrijven;
2. Je kunt in eigen woorden beschrijven hoe vraag en aanbod werkt op de valutamarkt;
3. Je kunt de wisselkoers van een valuta berekenen;
4. Je kunt de gevolgen voor de import en export beschrijven van een land als gevolg van een wisselkoersverandering.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je het gebied in Europa waar een vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen mogelijk is?
A
Economisch gebied
B
Vrije zone
C
Interne markt
D
Economische markt

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent harmonisatie?
A
Het gelijktrekken van inkomens tussen landen
B
Het gelijktrekken van wetgeving tussen landen
C
Het optreden in een harmonieband
D
Het verder uit duwen van prijsverschillen tussen landen

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen taak van de ECB?
A
Het vaststellen van de rentetarieven
B
Het in omloop brengen van euro's
C
Het zorgen voor prijsstabiliteit
D
Het zorgen voor prijsongelijkheid

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er als de rente op het lenen van geld wordt verhoogd?
A
Dan gaan mensen meer geld lenen
B
Dan gaan mensen minder geld lenen

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De rente wordt verlaagd, waardoor mensen meer geld kunnen lenen en meer producten en diensten kunnen kopen. Het gevolg is dat het algehele prijspeil:
A
Gaat dalen
B
Gaat stijgen
C
Gelijk blijft

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3

Slide 10 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

03:16
Wat betekent de wisselkoers van een valuta?
A
De waarde van een munt uitgedrukt in de waarde van een dezelfde munt
B
De waarde van een munt uitgedrukt in een hoeveelheid producten
C
De waarde van een munt uitgedrukt in de waarde van een andere munt

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

03:38
Vraag en aanbod
100 mensen willen 1 ijsje hebben. Wat gebeurt er met de prijs van dat ene ijsje? 



Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

04:29
De wisselkoers van de euro uitgedrukt in dollar is € 1 = $ 1,39. Dat betekent dat je met 1 euro 1,39 dollar kunt krijgen. Omdat je met 1 euro meer dollars krijgt, is de euro meer waard dan de dollar. 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarde van dollar
Als Nederland producten in Amerika wil kopen, dan moet Nederland betalen met dollars. 

Euro's worden omgeruild voor dollars. 

Vraag naar dollars stijgt, dus waarde dollar stijgt. 
Vraag naar euro daalt, dus waarde euro daalt. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bank

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wisselkoers
€ 1 = $ 1,39

De vraag naar dollars stijgt, dan stijgt de waarde van de dollar. Daardoor kun je met 1 euro minder dollars kopen.

€ 1 = $ 1,30

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nederland wil 1 Tesla kopen in de VS. Een Tesla kost $ 30.000 per stuk. De wisselkoers is € 1 = $ 1,20. Hoeveel euro moet Nederland betalen voor de import van Tesla's uit de VS?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er met de wisselkoers van de euro als euro's worden omgeruild voor dollars?
A
De waarde van de euro daalt
B
De waarde van de euro stijgt

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

€ 1 = $ 2
$ 1 = € 0,50
€ 1 = $ 1 
$ 1 = € 1

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De wisselkoers was € 1 = $ 2, nu is de wisselkoers € 1 = $ 1. Daardoor kan de EU nu .... importeren.
A
Meer
B
Minder

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippenlijst
Valuta

Vraag en aanbod op de valutamarkt

Wisselkoers
Een wettelijk betaalmiddel van een land, zoals de euro of dollar. 
Als de vraag stijgt naar een valuta, dan stijgt de waarde van deze valuta.
Als het aanbod stijgt van een valuta, dan daalt de waarde van deze valuta. 
De waarde van een valuta uitgedrukt in de waarde van een andere valuta.
€ 1 = $ 1,39

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opgave 1

1. Bereken hoeveel eenheden dollar je krijgt voor € 150.
2. Bereken hoeveel eenheden euro je krijgt voor 100 Britse pond.
3. Bereken hoeveel eenheden Yen je krijgt voor € 250.
Valuta
€ 1 = unit
unit = € 1
Dollar
1,35
0,74
Britse pond
0,84
1,19
Japanse Yen
111,59
0,009

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Bereken hoeveel eenheden dollar je krijgt voor € 150.

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Bereken hoeveel eenheden euro je krijgt voor 100 Britse pond.

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Bereken hoeveel eenheden Yen je krijgt voor € 250.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Opgave 2
Wesley maakt een zakenreis over drie landen. Hij vertrekt met € 1.000 voor persoonlijke uitgaven. In de VS geeft Wesley 300 dollar uit, in Engeland 400 pond en in Japan 25.000 Yen. 

c
Gebruik de tabel bij opgave 1 bij je berekening. 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Heeft Wesley genoeg contant geld meegenomen? Hoeveel geld kwam hij tekort of hield hij over.

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Evaluatie lesdoelen
1. Je kunt de betekenis van valuta in eigen woorden omschrijven;
2. Je kunt in eigen woorden beschrijven hoe vraag en aanbod werkt op de valutamarkt;
3. Je kunt de wisselkoers van een valuta berekenen;
4. Je kunt de gevolgen voor de import en export beschrijven van een land als gevolg van een wisselkoersverandering.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vooruitblik 
Laatste les

Oefenvragen






Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Import en export
In april is de wisselkoers van de euro ten opzichte van dollar € 1 = $ 1,20. In mei daalt de wisselkoers naar € 1 = $ 1,10. 

1. Hoeveel T-shirts kan Nederland importeren voor een bedrag van € 100 bij een wisselkoers van € 1 = $1,20?
2. Hoeveel T-shirts kan Nederland importeren voor een bedrag van € 100 bij een wisselkoers van € 1 = $ 1,10?

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Hoeveel T-shirts bij een wisselkoers van € 1 = $ 1,20 voor een bedrag van € 100?
A
90
B
80
C
120
D
100

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Hoeveel T-shirts bij een wisselkoers van € 1 = $ 1,10 voor een bedrag van € 100?

Slide 32 - Question ouverte

110 T-shirts
3. Waarom neemt de import van Nederland toe als de wisselkoers van de euro stijgt ten opzichte van de dollar?

Slide 33 - Question ouverte

Door de stijging van de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar kan Nederland meer dollars kopen. Hierdoor kunnen zij voor hetzelfde bedrag aan euro's meer producten kopen uit Amerika. Hierdoor neemt de import uit Amerika toe. 
Extra uitdaging
1. Wat wordt bedoeld met de tweede zin in het artikel? 
2. Waarom denken beleggers dat de Fed de rente gaat verhogen?
3. Waarom stijgt de wisselkoers van de dollar na een renteverhoging?

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Wat wordt bedoeld met de tweede zin in het artikel?

Slide 35 - Question ouverte

Door een stijging van de dollar kunnen de Amerikanen meer euro's kopen. Hierdoor worden de producten in Europa goedkoper voor Amerika, waardoor Europa meer kan exporteren voor hetzelfde bedrag aan dollars. 


2. Waarom denken beleggers dat de Fed de rente gaat verhogen?

Slide 36 - Question ouverte

Door de sterk oplopende inflatie wil de Fed de rente verhogen, zodat het voor bedrijven en consumenten duurder wordt om te lenen, en als gevolg daarvan minder geld wordt uitgegeven. Hiermee wil de Fed de inflatie afzwakken. 
ECB beïnvloedt betalingsbalans
  1. De ECB verhoogt de rente
  2. Door de renteverhoging (stijgt/daalt) de vraag naar euro's
  3. Dat komt omdat Amerikaanse spaarders hun geld op Europese bankrekeningen willen zetten voor een (hogere/lagere rente)
  4. Amerikaanse wisselen hun (dollars/euro's) om voor (dollars/euro's)
  5. Internationale geldstromen van spaarders komt terecht op de (lopende rekening/kapitaalrekening)

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions