TH1_woordsoorten_werkw_voornaamw

Welkom
TH1A
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom
TH1A

Slide 1 - Diapositive

Today's planning:
De planning van vandaag:
- Uitdelen nieuwe leesboeken
- 10 minuten lezen
- Uitleg woordsoorten
TL
Werkwoorden
Havo
Werkwoorden en voornaamwoorden

Slide 2 - Diapositive

timer
1:00

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn woordsoorten?

Slide 4 - Question ouverte

Werkwoorden (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
De afkorting van werkwoord is WW.

In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt of  wat er is gebeurd.


Slide 5 - Diapositive

Maar wat is een werkwoord precies?

Een werkwoord is:
A
Een ander woord voor het onderwerp
B
Een doe-woord
C
Een woord dat aangeeft welk werk iemand doet
D
Een woord dat je weg kan laten uit een zin

Slide 6 - Quiz

Kies het werkwoord of de werkwoorden.
A
kopen
B
lachen
C
onder

Slide 7 - Quiz

Kies het werkwoord of de werkwoorden.
A
rappen
B
smiley
C
verhuizen
D
zwemmen

Slide 8 - Quiz

Weektaak vmbo-t
Blz. 200 Werkwoord
Opd. 2, 3, 4, 5 en 6

Slide 9 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord (zww)
Elke zin heeft één zelfstandig werkwoord.
Dit is het belangrijkste werkwoord van de zin. 
Het zelfstandig werkwoord heeft veel betekenis (plaatje in je hoofd).

Slide 10 - Diapositive

Hulpwerkwoord
Meer werkwoorden in de zin?
Dan is er (minstens) één het hulpwerkwoord.
Het hulpwerkwoord geeft "hulp" aan het zelfstandige werkwoord. 
Het hulpwerkwoord heeft zelf geen duidelijke betekenis. 

Ik heb gegeten.
Dit moet verwijderd worden.

Slide 11 - Diapositive

Ik heb gegeten
Het zelfstandig werkwoord is:
A
heb
B
ik
C
gegeten
D
er zit geen werkwoord in de zin

Slide 12 - Quiz

Is "werd" een zelfstandig werkwoord?
Er werd wat geglimlacht: van mij naar hem
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Wat is een zelfstandig werkwoord?
A
Een werkwoord dat een ander werkwoord helpt
B
Het belangrijkste werkwoord in een zin

Slide 14 - Quiz

Kan je meer zelfstandige werkwoorden in een zin hebben?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Zelfstandig werkwoord:
A
worden
B
wandelen

Slide 16 - Quiz

Ik heb tegen de bal geschopt

Het zelfstandig werkwoord is:
A
geschopt
B
tegen
C
ik
D
heb

Slide 17 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
Het woord zegt het al; het aanwijzend voornaamwoord wijst (bijna) letterlijk iets of iemand aan.

Voorbeelden van een aanwijzend voornaamwoord: die, dit, dat, deze.


Slide 18 - Diapositive

Vragend voornaamwoord 

Slide 19 - Diapositive

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Wat
heb
je
met
deze
boeken 
gedaan?

Slide 20 - Question de remorquage

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Van
wie
is 
die
mooie
sjaal? 

Slide 21 - Question de remorquage

Weektaak havo 
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
(naam van de taak online)

en 

Aanwijzend en vragend voornaamwoord
(naam van de taak online)

Slide 22 - Diapositive