Stof pww 3 Zugspitze 2,4,7 + gramm

Vertaal: der Stadtplan
A
de plattegrond van een stad
B
het plein van een stad
C
de planning van een stad
D
de plant van een stad
1 / 47
suivant
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vertaal: der Stadtplan
A
de plattegrond van een stad
B
het plein van een stad
C
de planning van een stad
D
de plant van een stad

Slide 1 - Quiz

Vertaal: schimpfen
A
krimpen
B
overeenkomen
C
schelden
D
bekijken

Slide 2 - Quiz

Vertaal: schaffen
A
scheppen
B
een schop krijgen
C
schrapen
D
het voor elkaar krijgen

Slide 3 - Quiz

Vertaal: meinen
A
mijnen
B
bedoelen
C
huilen
D
lenen

Slide 4 - Quiz

Vertaal: einverstanden
A
verstandig
B
mee eens
C
begrijpelijk
D
onverstandig

Slide 5 - Quiz

Vertaal: de rivieren

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal: de pijn

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal: de portemonnee

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal: rustig

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal: de voorwerpen

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal: De grootouders haasten zich voorzichtig in het oosten.

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal: De verkoopsters beschrijven de buurmannen, omdat hun rugzak leeg is.

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal: De Nederlanders zijn welkom in het zuiden, omdat de vakantie maar kort duurt.

Slide 13 - Question ouverte

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
nominativ (1e)
der
das
die
dativ (3e)
akkusativ (4e)
die
Naamvallen : der-Gruppe
dem
dem
der
die
den +n
das
die
den

Slide 14 - Question de remorquage

Geef van ieder rijtje de 2e naamval van de Der-Gruppe. Zet ze onder elkaar.

Slide 15 - Question ouverte

De naamvallen: Sleep de juiste vraag en nummer naar de bijhorende naamval
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp
1
3
4
aan/voor wie/wat?
2
wie/wat + werkwoorden + onderwerp
wie/wat + werkwoorden

Slide 16 - Question de remorquage

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
nominativ (1e)
ein
ein
keine
dativ (3e)
akkusativ (4e)
eine
Naamvallen : ein-Gruppe
einem
einem
einer
eine
keinen +n
ein
keine
einen

Slide 17 - Question de remorquage

Geef van elk rijtje de tweede naamval van de Ein-Gruppe. Zet ze onder elkaar.

Slide 18 - Question ouverte

Richtig oder falsch: Ich kenne den Vater und der Mutter.
A
richtig
B
falsch

Slide 19 - Quiz

Richtig oder falsch: Sie bestellt eine Tasse Tee und ein Eis (o).
A
richtig
B
falsch

Slide 20 - Quiz

Richtig oder falsch: Das ist ja meiner Vater!
A
richtig
B
falsch

Slide 21 - Quiz

Richtig oder falsch: Meine Mutter wünscht meiner Schwester eine gute Reise.
A
richtig
B
falsch

Slide 22 - Quiz

Vul in: Kennst du d______ Sohn mein_________ Großeltern

Slide 23 - Question ouverte

Vul in: D____ Leben (o) ein____ Künstler__ (o) ist ein____ hartes Leben (o).

Slide 24 - Question ouverte

Ich habe d.... Chef (m) endlich mal d... Wahrheit (v) gesagt.

Slide 25 - Question ouverte

Vater gibt d..... Kinder... nur wenig Taschengeld.

Slide 26 - Question ouverte

Du sollst sofort d..... Direktorin anrufen.

Slide 27 - Question ouverte

Wir machen Ihnen ein.... Vorschlag (m).

Slide 28 - Question ouverte

Wir haben d.... Firma (v) ein... günstiges Angebot (o) gemacht.

Slide 29 - Question ouverte

Ich (schreiben) …… einen Brief

Slide 30 - Question ouverte

Sie haben d..... Radfahrer (m) kein.... Vorfahrt (v) gelassen.

Slide 31 - Question ouverte

Mutti bringt d.... kranke Kind ins Bett.

Slide 32 - Question ouverte

Mein Bruder (spielen) …….. mit dem Ball

Slide 33 - Question ouverte

ich (gehen) ............ nach Hause.

Slide 34 - Question ouverte

Wir (sein) ........... in der Schweiz ........

Slide 35 - Question ouverte

Warum (warten) ............. du nicht?

Slide 36 - Question ouverte

Der , die of das?
Eis

Slide 37 - Question ouverte

Der , die of das?
Mazda

Slide 38 - Question ouverte

Der, die of das?
Krankheit

Slide 39 - Question ouverte

Der, die of das?
Geschichte

Slide 40 - Question ouverte

Der, die of das?
Gelb

Slide 41 - Question ouverte

Der, die of das?
Gold

Slide 42 - Question ouverte

Der, die of das?
Donnerstag

Slide 43 - Question ouverte

Die, der of das?
Mai

Slide 44 - Question ouverte

Der, die of das?
Donau

Slide 45 - Question ouverte

Der, die of das?
Museum

Slide 46 - Question ouverte

Der, die of das?
Aktivität

Slide 47 - Question ouverte