WVC KGT 5.5 GRAMMAR

unit 5,  GRAMMAR verleden
lesdoel:
  • Je weet wat de present perfect is 
  • Je weet wanneer je de present perfect gebruikt
  • Je weet hoe je de present perfect maakt

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

unit 5,  GRAMMAR verleden
lesdoel:
  • Je weet wat de present perfect is 
  • Je weet wanneer je de present perfect gebruikt
  • Je weet hoe je de present perfect maakt

Slide 1 - Diapositive

Present Perfect (voltooid verleden tijd)
Je gebruikt de present perfect voor dingen die in het verleden zijn begonnen, maar waar je nu ook nog iets van merkt.

I have lived here for three years.                  Ik woon hier al drie jaar.  He has just come.                                                Hij is net aangekomen.                          

Slide 2 - Diapositive

Je maakt de present perfect zo:
have(n't) / has(n't) + voltooid deelwoord (past participle)

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

maak nu op de computer:


Unit 5, lesson 5 opdr. 4, 5, 6 en 7

klaar?  doe de woordtrainer van lesson 5.5 en herhaal de woorden van lesson 5.2 / 5.3 / 5.4


Slide 6 - Diapositive

Vul de juiste werkwoordsvorm in de present perfect in in de zin.
1. I ...........never ............(to want) to go on an adventurous holiday.
2. My brothers an I .............(to leave) the building for a few hours already.
3. She ...........(to know) that she is adopted since she was 6 years old.

Slide 7 - Diapositive

Vul de juiste werkwoordsvorm in de present perfect in in de zin.
1. I ...........never ............(to want) to go on an adventurous holiday.
A
has want
B
have wanted
C
has wanted
D
have want

Slide 8 - Quiz

My brother and I..............(to leave) the building for a few hours already.
A
has leaved
B
has left
C
have left
D
have leaved

Slide 9 - Quiz

She ............(to know) that she is adopted since she was 6 years old.
A
has known
B
have knew
C
have knew
D
has knowed

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo