Zuren basen (herhaling)
1 / 19
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Vraag 1) De pH kan je meten met...
A
Custard
B
Zuur-base indicatoren
C
pH meter
D
Zuur-base indicatoren en een pH meter
Slide 3 - Quiz
Vraag 2)
Sleep de termen naar de juiste plaats op de pH schaal.
zuur
neutraal
basisch
Slide 4 - Question de remorquage
Vraag 3)
Noteer de naam van de leerling met het juiste idee.
Slide 5 - Question ouverte
Vraag 4) Een zure stof is...
A
...een stof met een pH lager dan 7
B
...een stof met en pH hoger dan 7
C
...een stof die een H+ kan opnemen
D
...een stof die een H+ kan afstaan
Slide 6 - Quiz
Vraag 5) Een basische oplossing is...
A
...een oplossing met een pH lager dan 7
B
...een oplossing met en pH hoger dan 7
C
...een stof die een H+ kan opnemen
D
...een stof die een H+ kan afstaan
Slide 7 - Quiz
6) Wanneer je een zure oplossing verdunt met water ...
A
... wordt de pH lager.
B
blijft de pH gelijk.
C
... wordt de pH hoger.
Slide 8 - Quiz
Vraag 7) Tommy wil de pH bepalen van een oplossing. Hij mengt in 4 reageerbuizen steeds een beetje oplossing met een indicator.
Geef zo precies mogelijk aan tussen welke grenzen de pH van de oplossing ligt. Gebruik binas T52A.
Geef zo precies mogelijk aan tussen welke grenzen de pH van de oplossing ligt. Gebruik binas T52A.
A
3,8 < pH < 5,5
B
3,8 < pH < 4,4
C
5,4 < pH < 5,5
D
4,4 < pH < 4,8
Slide 9 - Quiz
Vraag 8) Sleep de formule naar de juiste naam.
chloride
fosfaat
fosforzuur
zwavelzuur
acetaat
nitraat
carbonaat
sulfaat
koolzuur
salpeterzuur
azijnzuur
waterstofchloride
Slide 10 - Question de remorquage
Vraag 9)
Als je het gas HCl door water leidt, ontstaat de oplossing die hiernaast schematisch is weergegeven. Deze oplossing heet zoutzuur.
Je noteert zoutzuur als:
Als je het gas HCl door water leidt, ontstaat de oplossing die hiernaast schematisch is weergegeven. Deze oplossing heet zoutzuur.
Je noteert zoutzuur als:
A
H+ (aq) + Cl-(aq)
B
H+ (g) + Cl-(g)
C
HCl (aq)
D
HCl (g)
Slide 11 - Quiz
Vraag 11)Wat is de juiste notatie van een oplossing van zwavelzuur?
Tip: kijk in T49 of zwavelzuur een sterk of zwak zuur is.
Tip: kijk in T49 of zwavelzuur een sterk of zwak zuur is.
A
H2SO4(aq)
B
2H+(aq)+SO42−(aq)
Slide 12 - Quiz
Vraag 12) Wat is de juiste notatie van een oplossing van fosforzuur?
Tip: kijk in tabel 49 of fosforzuur een sterk of zwak zuur is.
Tip: kijk in tabel 49 of fosforzuur een sterk of zwak zuur is.
A
H3PO4(aq)
B
H+(aq)+H2PO4−(aq)
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Vraag 14) De [H+] in een oplossing is 2,4 x 10 -4 M.
Bereken de pH van deze oplossing.
Bereken de pH van deze oplossing.
Slide 15 - Question ouverte
Vraag 15) De pH van een oplossing 6,05.
Bereken de [H+] in deze oplossing.
Bereken de [H+] in deze oplossing.
Slide 16 - Question ouverte
Vraag 14) Sleep de formule naar de juiste naam.
hydroxide
oxide
ammoniak
carbonaat
waterstofcarbonaat
koolzuur
ammonium
natronloog
kaliloog
kalkwater
Na+ (aq) + OH-(aq)
K+ (aq) + OH-(aq)
Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)
Slide 17 - Question de remorquage
BASE
ZUUR
Vraag 15)
Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak.
Slide 18 - Question de remorquage
vraag 16)
Je kan kalkwater op twee manieren maken, door calciumhydroxide of door calciumoxide aan water toe te voegen. Geef voor beide manieren de reactievergelijking.
Je kan kalkwater op twee manieren maken, door calciumhydroxide of door calciumoxide aan water toe te voegen. Geef voor beide manieren de reactievergelijking.
