Rekenen aan reacties (hfd5.4, H4, Chemie) deel 2

§5.4 Rekenen aan reacties
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

§5.4 Rekenen aan reacties

Slide 1 - Diapositive

§5.4 Rekenen aan reacties
  • Stappenplan voor berekeningen
  • voorbeeldopgaven

Slide 2 - Diapositive

7 stappenplan (overschrijven!)
  1.  Stel de reactievergelijking op
  2. Welke stof is gegeven en welke stof wordt gevraagd?
  3. Leidt uit de reactievergelijking, de molverhouding af
  4. Bereken de hoeveelheid mol van de gegeven stof
  5. Bereken vanuit 3. en 4., de hoeveelheid mol van de gevraagde stof
  6. Reken de gevraagde stof om naar de massa in de gewenste eenheid
  7. Controleer! Juiste stof, juiste eenheid, juiste significantie?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Oefenopgaven
Probeer zelf de volgende oefenopgaven te maken aan de hand van het stappenplan dat je net hebt overgeschreven.

Slide 6 - Diapositive

Hoeveel gram zuurstof ontstaat bij de ontleding van 20,0g water?
A
2,22g
B
3,33g
C
17,8g
D
35,5g

Slide 7 - Quiz

Uitwerking
(1) 2 H2O → 2 H2 + O2
(2) De gegeven stof is water (H2O), de gevraagde stof is zuurstof (O2). 
(3) Voor 1 mol zuurstof is 2 mol water nodig.
(4) m(water) = 20,0g. M(H2O)=18,016g/mol. n=m/M= 20,0/18,016 =1,111mol
(5) Er ontstaat dus 1,111/2= 0,556 mol zuurstof
(6) M(O2) = 32,00 g/mol. m= 0,556 mol*32,00  = 17,8g
(7) check: juiste stoffen gebruikt, juiste eenheid, juiste significantie.

Slide 8 - Diapositive

De bereiding van soda (Na2CO3) uit steenzout (NaCl) en kalksteen (CaCO3) kan gaat volgens de reactievergelijking:
2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2
Bereken hoeveel kg kalksteen er nodig is voor 100 kg soda.
A
4,77g
B
9,44g
C
94,4g
D
94,4kg

Slide 9 - Quiz

Uitwerking
(1) 2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2
(2) De gegeven stof is soda (Na2CO3), de gevraagde stof is kalksteen (CaCO3). 
(3) Voor 1 mol soda is 1 mol kalksteen nodig.
(4) 100 kg = 100.000 g soda en dit komt overeen met 100.000 g / 106 g mol-1 =
943 mol soda.
(5) Er is dus ook 943 mol kalksteen nodig en dit komt overeen met
943 mol ∗ 100,1 g mol-1 = 94.434 g = 94,4 kg kalksteen.

Slide 10 - Diapositive

De bereiding van soda (Na2CO3) uit steenzout (NaCl) en kalksteen (CaCO3) kan gaat volgens de reactievergelijking:
2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2
Bereken hoeveel kg steenzout er nodig is voor 100 kg soda.
A
55g
B
110g
C
55kg
D
110kg

Slide 11 - Quiz

Uitwerkingen
(1) 2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2
(2) De gegeven stof is soda (Na2CO3), de gevraagde stof is steenzout (NaCl). (3) Voor 1 mol soda is 2 mol steenzout nodig.
(4) 100 kg = 100.000 g soda en dit komt overeen met 100.000 g / 106 g mol-1 =
943 mol soda.
(5) Er is dus 2 ∗ 943 = 1886 mol steenzout nodig en dit komt overeen met
1886 mol ∗ 58,44 g mol-1 = 110.218 g = 110 kg steenzout.

Slide 12 - Diapositive

De bereiding van soda (Na2CO3) uit steenzout (NaCl) en kalksteen (CaCO3) kan gaat volgens de reactievergelijking:
2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2
Bereken hoeveel kg calciumchloride er ontstaat wordt per 100 kg soda.
A
55g
B
105g
C
55kg
D
105kg

Slide 13 - Quiz

Uitwerkingen
(1) 2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2
(2) De gegeven stof is soda (Na2CO3), de gevraagde stof is calciumchloride. (3) Op 1 mol soda wordt 1 mol calciumchloride geloosd.
(4) 100 kg = 100.000 g soda en dit komt overeen met 100.000 g / 106 g mol-1 =
943 mol soda.
(5) Er wordt dus ook 943 mol calciumchloride geloosd en dit komt overeen met 943 mol ∗ 111 g mol-1 = 104.673 g = 105 kg calciumchloride.

Slide 14 - Diapositive

Terugblik
  • Molverhouding werkt hetzelfde als massaverhouding
  • Rekenen met molverhouding via molaire massa
  • Volg het 7-stappenplan. 

Slide 15 - Diapositive

Huiswerk
  • Lees (en leer H5.4)
  • Maak opgaven (30 t/m 32 en) 33 t/m 39

Slide 16 - Diapositive