voegwoorden

Jan drinkt koffie ................. Kees drinkt thee.
A
want
B
en
C
maar
D
dus
1 / 18
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Jan drinkt koffie ................. Kees drinkt thee.
A
want
B
en
C
maar
D
dus

Slide 1 - Quiz

Wil je koffie ............. wil je thee?
A
en
B
maar
C
of
D
dus

Slide 2 - Quiz

Ik ga niet naar school .................. ik ben ziek.
A
of
B
maar
C
en
D
want

Slide 3 - Quiz

Ik ga naar het feest ................ ik kan niet lang blijven.
A
of
B
dus
C
maar
D
want

Slide 4 - Quiz

Ik moet gaan ................. het is al laat.
A
maar
B
want
C
dus
D
of

Slide 5 - Quiz

Ik loop naar school ............... mijn fiets is kapot.
A
maar
B
dus
C
of
D
want

Slide 6 - Quiz

Gaan we lopen ............. gaan we met de bus?
A
dus
B
of
C
en
D
maar

Slide 7 - Quiz

Ik heb een nieuwe bank ............... ik ben heel blij.
A
maar
B
dus
C
want
D
en

Slide 8 - Quiz

Ik drink geen koffie ................... wel thee.
A
maar
B
dus
C
en
D
of

Slide 9 - Quiz

Ik drink geen koffie ................. ik vind dat niet lekker.
A
en
B
of
C
want
D
maar

Slide 10 - Quiz

Ik drink geen koffie .................. ik drink ook geen cola.
A
maar
B
en
C
dus
D
of

Slide 11 - Quiz

Anna maakt huiswerk ................. Peter kijkt televisie.
A
maar
B
of
C
dus
D
en

Slide 12 - Quiz

Het huis heeft grote ramen ................. er is veel licht.
A
maar
B
en
C
want
D
dus

Slide 13 - Quiz

Ik heb geen hamer ............... ik leen hem van de buren.
A
want
B
of
C
maar
D
en

Slide 14 - Quiz

We hebben een toets, ................ ik moet wel leren.
A
dus
B
of
C
maar
D
en

Slide 15 - Quiz

Ik neem de bus .................. het regent.
A
of
B
dus
C
maar
D
want

Slide 16 - Quiz

Dit is mijn moeder .................. dat is mijn broer.
A
dus
B
want
C
en
D
of

Slide 17 - Quiz

Nu heb ik een balkon, ................ ik heb geen tuin.
A
dus
B
want
C
of
D
maar

Slide 18 - Quiz